Eindejaars belastingtips 2024

Overzicht nieuwsbrief fiscale eindejaarstips

Met het jaareinde in zicht, is dit een mooi moment om na te gaan of je op fiscaal gebied nog actie moet ondernemen. Sommige zaken kunnen niet wachten tot 2025, terwijl andere zaken juist om uitstel tot in het nieuwe jaar vragen. In ieder geval zijn er diverse veranderingen die om aandacht vragen. Welke dat zijn, lees je in deze eindejaarstips.

In dit nummer de onderwerpen:

Alle ondernemers

Afhankelijk van de omstandigheden kan het voor een IB-ondernemer voor- of nadelig zijn om fiscale winst naar voren te halen. Een omstandigheid die het naar voren halen van winst interessant maakt, is de geplande verlaging van de MKB-winstvrijstelling. Momenteel bedraagt die vrijstelling 13,31% van de fiscale winst na vermindering met de ondernemersaftrek. In 2025 zal de MKB-winstvrijstelling naar verwachting nog maar 12,7% bedragen.

Tip
Eerder was voorgesteld om de MKB-winstvrijstelling zelfs te verlagen naar 12,03%. De verlaging is afgezwakt, maar dit zou wel een indicatie kunnen zijn dat de overheid verlagingen van de MKB-winstvrijstelling als een potentieel besparingsmiddel ziet.

Heb je in 2021 een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een fiscale boekwinst behaald? En heb je deze boekwinst ondergebracht in een herinvesteringsreserve (HIR)? Dan heb je tot 1 januari 2025 de tijd om opnieuw te investeren. Soms loopt de aanschaf van een nieuw bedrijfsmiddel vertraging op door bijzondere omstandigheden. In zo’n situatie kan de Belastingdienst de driejaarstermijn op jouw verzoek verlengen. Voorwaarden daarvoor zijn dat de omstandigheden de verlenging rechtvaardigen en dat je kunt aantonen dat je een begin hebt gemaakt met de herinvestering.

Tip
Leg jouw herinvesteringsvoornemen aan het eind van ieder jaar vast in een schriftelijk document, totdat je de herinvestering doet. Als de inspecteur namelijk meent dat je geen herinvesteringsvoornemen (meer) hebt, zal hij de HIR toevoegen aan de belaste winst. Mocht de herinvestering vertraging oplopen, bewaar dan de documenten die bewijzen dat sprake is van een bijzondere omstandigheid.

In beginsel mogen ondernemers die investeren hun afschrijvingskosten aftrekken. Verder geeft een investering onder voorwaarden recht op een extra aftrekpost, de investeringsaftrek. De investeringsaftrek kent drie vormen: de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA). Wellicht ben je in jouw aangifte inkomstenbelasting over 2019 vergeten de investeringsaftrek te claimen. In dat geval kun je de inspecteur in 2024 alsnog verzoeken om ambtshalve vermindering vanwege die investeringsaftrek. Maar dit is wel het laatste jaar waarin je nog kunt verzoeken om een ambtshalve vermindering over 2019!

Wil je in 2024 nog extra investeren in bedrijfsmiddelen? Besef dan dat de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) vervalt als de investeringen die recht geven op KIA meer bedragen dan € 387.580. Vanaf een totaalbedrag aan investeringen van meer dan € 129.194 begint de maximale KIA van € 19.535 al af te nemen. Als de KIA (deels) verloren dreigt te gaan, is het misschien beter de investering uit te stellen tot in 2025. Een investering wordt toegerekend aan het jaar waarin je verplichtingen aangaat. Bij het aangaan van verplichtingen valt te denken aan het plaatsen van een order, het akkoord gaan met een offerte of het tekenen van een koopcontract. Produceer je zelf een bedrijfsmiddel, dan gaat het om het jaar waarin je de voortbrengingskosten maakt.

Let op!
Maakt jouw onderneming deel uit van een vof of een ander samenwerkingsverband? Kijk dan voor het berekenen van de KIA naar de totale investering van de vof en naar jouw buitenvennootschappelijke investeringen. Het gaat dus niet om de investeringen van elke vennoot afzonderlijk.

Als je nog voor 1 januari 2025 investeringsverplichtingen aangaat voor een bedrijfsmiddel, mag je daarover de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) toepassen in 2024. Tot het bedrijfsmiddel in gebruik is genomen, wordt de KIA voor dat jaar echter beperkt tot het bedrag dat aan het einde van het jaar voor die investering is betaald. Het meerdere is aftrekbaar als KIA in het jaar daarna. Je kunt de KIA in 2024 dus volledig benutten als je een aanbetaling doet, zodat de totale betaling in 2024 voor de investeringen minimaal gelijk is aan het bedrag van de KIA voor 2024. Als je het bedrijfsmiddel al in 2024 in gebruik neemt, kun je de KIA in 2024 claimen ongeacht het reeds betaalde bedrag.

Overweeg je bedrijfsmiddelen te verkopen die je in 2020 hebt gekocht? En heb je investeringsaftrek gekregen over de toenmalige investering in deze bedrijfsmiddelen? Probeer dan de verkoop uit te stellen tot na de jaarwisseling. Anders loop je aan tegen de desinvesteringsbijtelling. Dat betekent dat je een deel van de investeringsaftrek moet terugbetalen. De desinvesteringsbijtelling bedraagt maximaal de destijds genoten investeringsaftrek. De desinvesteringsbijtelling kan achterwege blijven als je de bedrijfsmiddelen voor maximaal € 2.800 verkoopt.

Let op!
De desinvesteringsbijtelling doet zich ook voor bij andere vormen van vervreemding. Als je een bedrijfsmiddel overbrengt naar jouw privévermogen, vormt dit een fictieve vervreemding. In zulke situaties neemt de fiscus de waarde in het economische verkeer van het bedrijfsmiddel als overdrachtsprijs.

Let op!
Als je binnen twaalf maanden na het aangaan van de investeringsverplichting niet minimaal 25% van het investeringsbedrag hebt betaald, telt dit ook als een desinvestering.

Wil je in een product investeren dat volgens jou op de Milieulijst 2026 moet komen te staan? Bereid daartoe dan een verzoek voor en dien dat na 1 januari 2025 in via het formulier op rvo.nl. Tegen het einde van elk jaar wordt de nieuwe Milieulijst gepubliceerd in de Staatscourant en op de website van de RVO. Vier weken na de publicatie neemt de RVO contact op met degenen die een voorstel hebben ingediend. Bij afwijzing van het voorstel geeft de RVO een motivering.

Tip
Je kunt ook een verzoek indienen voor opname van jouw type bedrijfsmiddel op een zogeheten 'positieve lijst'. Dit zijn lijsten waarop merken en typen van bedrijfsmiddelen staan genoemd. Van deze merken en typen is bij de RVO bekend dat deze aan de eisen (kunnen) voldoen van een codeomschrijving op de Milieulijst. Dit stelt de RVO vast op basis van technische specificaties die zijn ontvangen van de leveranciers.

Je kunt de (loon)kosten van jouw speur- en ontwikkelingsproject in 2025 verlagen door een zogeheten tegemoetkoming op grond van de WBSO te claimen. Ondernemers met personeel in dienst kunnen deze tegemoetkoming uiterlijk op vrijdag 20 december 2024 aanvragen!

IB-ondernemers

Voor niet-AOW-gerechtigde IB-ondernemers kan het interessant zijn om te proberen te schuiven met kosten en opbrengsten, zodat meer winst wordt belast in 2025 in plaats van 2024. In 2025 zal voor niet-AOW’ers het gecombineerd tarief inkomstenbelasting/ premies volksverzekeringen (IB/PVV) tot een box 1-inkomen van € 38.441 namelijk slechts 35,82% bedragen. In 2024 bedraagt dat tarief 36,97%. De fiscale winst over 2024 is te verlagen met dotaties aan een voorziening. Een aandachtspunt daarbij is dat de toekomstige uitgaven hun oorsprong moeten vinden in feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan in 2024 of eerder. Verder moet je deze feiten en omstandigheden kunnen toerekenen aan dat jaar en moet redelijk zeker zijn dat je de uitgaven zult maken. Bespreek met jouw adviseur of je in 2024 nog een voorziening kunt vormen.

Let op!
Het tarief over het box 1-inkomen van meer dan € 38.441 maar niet meer dan € 76.817 zal in 2025 37,48% bedragen. In 2024 geldt het tarief van 36,97% over een box 1-inkomen van niet meer dan € 75.518.

Let op!
Deze percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen. Voor wie minder of geen premies volksverzekeringen gelden, is een andere tariefstructuur van toepassing.

Als ondernemer heb je misschien recht op diverse ondernemersfaciliteiten in de inkomstenbelasting. Denk bijvoorbeeld aan de zelfstandigenaftrek en de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk. Om deze faciliteiten te kunnen benutten, moet je voldoen aan het zogeheten urencriterium. Dat betekent onder andere dat je in 2024 minimaal 1.225 uren moet besteden aan jouw onderneming. Dat valt aannemelijk te maken met een urenadministratie. Twijfel je of je genoeg uren voor jouw onderneming hebt gewerkt? Maak dan nog wat extra uren, zodat je wel aan de 1.225 uren komt.

Let op!
Bij een onderbreking vanwege zwangerschap tellen de uren die de onderneemster normaal gesproken wel zou hebben gewerkt in de 16 weken rondom de bevalling, toch mee.

Om te voldoen aan het urencriterium, dat toegang geeft tot verschillende fiscale faciliteiten, moet je ook meer dan 50% van jouw totale arbeidstijd besteden aan jouw onderneming. Daardoor is het misschien beter om nu niet te veel tijd te besteden aan andere werkzaamheden (bijvoorbeeld ‘bijbaantjes’ in dienstbetrekking) die minder opleveren dan de fiscale faciliteiten.

Tip
De 50%-eis blijft buiten beschouwing als je in een of meer van de voorgaande vijf kalenderjaren geen ondernemer was.

Als een zakelijke schuld wordt kwijtgescholden, ontstaat bij de ondernemer winst. Voor de inkomstenbelasting is die winst vrijgesteld of wordt de winst verrekend met verrekenbare verliezen. Maar bij de toeslagen houdt men geen rekening met verrekenbare verliezen. Een kwijtschelding kan in die situatie dus leiden tot geen of een lager recht op toeslagen. De wetgever vindt dat ongewenst. In dergelijke situaties wordt daarom vanaf 1 januari 2025 op verzoek van de belastingplichtige bij de toeslagen geen rekening gehouden met kwijtscheldingswinst die niet geheel wordt vrijgesteld van inkomstenbelasting vanwege te verrekenen verliezen.

Let op!
Dit is een specifieke regeling en betekent niet dat ander papieren inkomen voor de toeslagen ook buiten beschouwing kan worden gelaten.

Heb je jouw onderneming rond 1 januari 2023 verplaatst? En ben je momenteel bezig met een verhuizing zodat je dichter bij jouw werk komt te wonen? Rond dan de verhuizing snel af. Zo stel je de fiscale aftrekpost voor verhuizing vanwege een onderneming veilig. De aftrekpost is gelijk aan de kosten van het overbrengen van de inboedel plus € 7.750. Volgens de Belastingdienst is onder de volgende omstandigheden in ieder geval sprake van een verhuizing in het kader van de onderneming. Ten eerste moet de afstand tussen jouw woning en jouw werk vóór de verhuizing minstens 25 kilometer zijn geweest. Daarnaast moet de afstand van jouw woning naar de werkplek van jouw onderneming zijn afgenomen met 60% of meer. Deze afname moet plaatsvinden binnen twee jaar na de verplaatsing van jouw onderneming.

Tip
De formulering van het begrip ‘verhuizing vanwege de onderneming’ van de Belastingdienst impliceert dat je eventueel op een andere wijze mag aantonen dat je wegens jouw onderneming bent verhuisd. Je hebt dan echter minder zekerheid.

In beginsel mag je als ondernemer geen investeringsaftrek toepassen voor verplichtingen die je bent aangegaan met bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of personen die behoren tot jouw huishouden. Je kunt, onder voorwaarden, via jouw aangifte de Belastingdienst verzoeken deze beperking achterwege te laten en toch investeringsaftrek claimen. De inspecteur zal de aftrek terugnemen (desinvesteringsbijtelling) als je de verplichting tegenover de bloed- of aanverwant niet nakomt. Hetzelfde geldt bij een verandering van de verplichting binnen vijf jaar na aanvang van het kalender(boek)jaar waarin je de verplichting bent aangegaan. Als je in 2020 zo’n verplichting bent aangegaan, moet je dus vóór 1 januari 2025 de verschuldigde rente en aflossing betalen. Lukt dat niet, maak dan aannemelijk dat de afwijking van wat is overeengekomen, op zakelijke gronden berust.

Heb je in 2015 met jouw IB-onderneming een fiscaal verlies geleden dat je nog niet volledig hebt verrekend? Doe dan dit jaar niet te veel aan fiscaal winstuitstel. Je kunt bijvoorbeeld proberen om een fiscale boekwinst op een bedrijfsmiddel te laten vrijvallen. Voor zover je het verlies uit 2015 niet verrekent met winst uit 2024, is dit verlies per 1 januari 2025 namelijk niet meer verrekenbaar.

Merk je dat je een fout hebt gemaakt in jouw aangifte inkomstenbelasting 2023, waardoor je te weinig belasting hebt betaald? Je kunt deze fout herstellen door zelf de Belastingdienst te verzoeken om een navorderingsaanslag op te leggen. Zo kun je bovendien belastingrente besparen. De fiscus berekent namelijk in beginsel de belastingrente bij een navorderingsaanslag IB 2023 over de periode van 1 juli 2024 tot de datum waarop de inspecteur de navorderingsaanslag oplegt. Als de inspecteur de navorderingsaanslag vaststelt naar aanleiding van jouw verzoek, eindigt de periode waarover hij belastingrente mag rekenen uiterlijk twaalf weken na ontvangst van jouw verzoek. Momenteel bedraagt de belastingrente voor de inkomstenbelasting 7,5%.

Tip
Als je de belastingaanslag 2023 niet op tijd betaalt, brengt de Belastingdienst ook nog invorderingsrente in rekening. Die rente komt dus bovenop de belastingrente.

Als je jouw onderneming schenkt aan jouw kind of aan een andere bedrijfsopvolger, zal hij in beginsel een behoorlijk bedrag aan schenkbelasting moeten betalen. Als hij echter de zogeheten bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) kan toepassen, geldt voor hem een hoge vrijstelling. Vanaf 1 januari 2025 geldt er een nieuwe eis voor de BOR: de verkrijger moet op het moment van de schenking 21 jaar of ouder zijn. Deze nieuwe voorwaarde kan een reden zijn om de onderneming nog vóór 1 januari 2025 te schenken aan een jonge bedrijfsopvolger. Uiteraard is het dan wel zaak dat nu wordt voldaan aan de huidige voorwaarden voor toepassing van de BOR!

Vennootschappen en DGA’s

Open commanditaire vennootschappen (cv’s) zijn per 1 januari 2025 niet meer vennootschapsbelastingplichtig. Als een open cv nog bestaat op 1 januari 2025, wordt zij geacht op 31 december 2024 al haar vermogensbestanddelen te hebben overgedragen tegen de waarde in het economische verkeer aan haar participanten. Dat betekent dus een fiscale afrekening bij de open cv en een belast voordeel bij de participanten. Beide heffingen kunnen worden uitgesteld door toepassing van een nieuwe aandelenfusiefaciliteit, waarbij een vennootschapsbelastingplichtig lichaam het aandeel in de open cv verkrijgt in ruil voor de uitgifte van eigen aandelen. Deze aandelenfusie moet uiterlijk 31 december 2024 plaatsvinden.

Tip
Als een participant vermogensbestanddelen ter beschikking stelt aan de open cv, kan hij op deze manier ook directe fiscale afrekening over de terbeschikkingstelling voorkomen.

Een (open) fonds voor gemene rekening (FGR) moet per 1 januari 2025 kwalificeren als een beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging om belastingplichtig te blijven voor de vennootschapsbelasting. Als een FGR op 1 januari 2025 niet meer belastingplichtig is, wordt zij geacht op 31 december 2024 al haar vermogensbestanddelen te hebben overdragen tegen de waarde in het economische verkeer aan haar participanten. Dat betekent dus een fiscale afrekening bij de FGR en een belast vervreemdingsvoordeel bij de participanten. De fiscale afrekening blijft achterwege als het FGR op 1 januari 2025 voldoet aan de nieuwe voorwaarden. Dat houdt onder andere in dat het fonds bij een reeks beleggers kapitaal moet ophalen en moet beschikken over (een vrijstelling voor) een vergunning voor het beheren van alternatieve beleggingsinstellingen. Daarnaast moet men een bewijs van deelgerechtigdheid in een FGR kunnen verkopen aan een ander dan het FGR.

Tip
Belastingheffing kan ook worden voorkomen door een vennootschapsbelastingplichtig lichaam de participatie in het FGR te laten verwerven door middel van een aandelenfusie. De bv geeft dan in ruil voor de participatie eigen aandelen uit.

Als je een vordering op jouw bv wilt innen, wacht daar dan mee tot na 1 januari 2025. Op die manier voorkom je dat het geldbedrag dat je ontvangt meteen in de rendementsgrondslag van box 3 voor het jaar 2025 valt.

Let op!
De zaak is gecompliceerder als je vanuit jouw privévermogen een lening van maximaal drie maanden hebt verstrekt. De Belastingdienst past in zo’n geval een sanctie toe. De inspecteur rekent de vordering aan jouw box 3-vermogen toe en belast tegelijkertijd het voordeel uit terbeschikkingstelling in box 1. Deze sanctie kan ook aan de orde komen als de terbeschikkingstelling langer dan drie maanden maar niet meer dan zes maanden duurde. In die situatie kun je de dubbele heffing ontlopen als je aannemelijk maakt dat jouw handelingen voor meer dan 50% zijn gebaseerd op zakelijke overwegingen.

Vennootschapsbelastingplichtige lichamen kunnen geleden verliezen verrekenen met behaalde winsten. Een verlies is te verrekenen met de winst van het vorige jaar en de winsten van de volgende jaren. Vindt in een jaar een wijziging in het uiteindelijk belang van de bv plaats van 30% of meer in vergelijking met het oudste jaar waarvan een verlies is te verrekenen? In beginsel zijn de verliezen die zijn geleden vóór deze belangenwijziging niet meer te verrekenen met winsten die na de belangenwijziging zijn behaald. Op deze beperking bestaan wel uitzonderingen, bijvoorbeeld als de bv niet had kunnen weten van de belangenwijziging en de wijziging in het belang niet ongebruikelijk groot is. Als je plannen hebt om een groot deel van jouw belang in jouw bv over te dragen aan een derde, kan verliesverdamping dreigen. Laat in zo’n situatie een voorziening of een fiscale reserve vrijvallen. Of verkoop bedrijfsmiddelen met stille reserves aan een gelieerde vennootschap.

Let op!
Sinds 2022 is de verliesverrekening per jaar beperkt tot € 1 miljoen vermeerderd met 50% van de winst voor zover die een bedrag van € 1 miljoen overtreft. Een verliesoverschot wordt doorgeschoven.

Als het uiteindelijk belang in een bv met compensabele verliezen voor meer dan 30% wijzigt ten opzichte van het oudste openstaande verliesjaar, dreigt in beginsel een beperking van de verliesverrekening. Dit kan het fiscaal onaantrekkelijk maken om een groot aandelenbelang te verkopen. Deze beperking van verliesverrekening kan achterwege blijven als verliezen zijn geleden in een belastingjaar waarin de bezittingen van de bv gedurende minimaal negen maanden niet grotendeels bestonden uit beleggingen. Daarbij geldt bovendien de eis dat vlak vóór de belangenwijziging de werkzaamheden van de bv niet zijn afgenomen tot minder dan 30% van de gezamenlijke omvang van de werkzaamheden bij het begin van het oudste jaar waarin compensabele verliezen zijn geleden. Wie aandelen heeft in een lichaam met compensabele verliezen, waarbij eerder een aanzienlijke belangenwijziging heeft plaatsgevonden, doet er goed aan een afweging te maken als hij werkzaamheden wil afstoten. Misschien is het beter te wachten met afstoten van bijvoorbeeld werkzaamheden met een laag, maar nog wel positief rendement totdat de compensabele verliezen zijn verrekend.

Let op!
De verliesverrekening wordt ook beperkt als op het tijdstip van de belangenwijziging een voornemen bestaan om binnen drie jaar alsnog de werkzaamheden van de bv zo sterk te laten inkrimpen.

Stel, je hebt in 2023 en 2024 geen aanmerkelijk belang (ab) meer, maar nog wel een openstaand verlies uit ab. Zet dan dit verlies nog in 2024 om in een belastingkorting ter grootte van 24,5% van het openstaande ab-verlies. De belastingkorting mag je aftrekken van de inkomstenbelasting over de box 1-inkomens van het verliesjaar en de zeven daaropvolgende jaren. Voor zover een belastingkorting bestaat uit een verlies dat meer dan negen jaar geleden is geleden, komt het te vervallen. Daarom is het misschien beter om niet te lang te wachten met het omzetten van het ab-verlies in de belastingkorting.

Het is nog niet zeker tegen welk effectief tarief de rente over een hypotheek in box 1 aftrekbaar zal zijn in 2025. In dat verband kun je je afvragen of het fiscaal voordeliger is als de hypotheek in box 3 valt. In box 3 levert de hypotheek een rendement op van negatief 2,47% (voorlopig percentage 2024, wellicht dat het percentage voor 2025 in de buurt zit), gesteld dat de schuldendrempel van € 3.700 (bedrag 2024) per fiscale partner al is benut. In tegenstelling tot veel belastingplichtigen kunnen dga’s invloed uitoefenen op de box waarin de hypotheek valt. Door bijvoorbeeld de hypotheek aflossingsvrij te maken, gaat deze hypotheek in principe over naar box 3.

Let op!
Heb je een lening waarop het regime van vóór 2013 van toepassing is? Dan is het niet mogelijk om een eigenwoningschuld te transformeren naar een box 3-schuld. Dergelijke leningen kunnen namelijk ook kwalificeren als eigenwoningschuld als ze aflossingsvrij zijn.

Let op!
Er zal een nieuw stelsel voor box 3 worden ingevoerd op basis van het werkelijke rendement. De laatst genoemde, maar nog onzekere ingangsdatum van dat stelsel is 1 januari 2027. Houd de mogelijke stelselwijziging in gedachten bij het aangaan of omzetten van schulden voor de eigen woning.

Verwacht je, al dan niet samen met jouw partner, op 31 december 2024 meer dan € 500.000 schuld aan jouw bv te hebben? Weet dan dat het meerdere in beginsel een fictieve winstuitdeling vormt vanwege excessief lenen van de eigen bv. Over die winstuitdeling moet je belasting betalen. Deze omstandigheid kan aanleiding zijn om een deel van de schuld aan jouw bv te herfinancieren. Bijvoorbeeld door bij een bank een lening aan te gaan. Eigenwoningschulden behoren niet tot de schulden voor toepassing van deze regeling als aan de bv een recht van hypotheek is verstrekt of als zij al bestonden op 31 december 2022.

Tip
Het blijkt dat onder de huidige wetgeving dubbeltellingen bij leningen aan een samenwerkingsverband, zoals een vof, kunnen plaatsvinden. Deze dubbeltellingen worden met een wetswijziging voorkomen. Ook wordt voorkomen dat schulden voor meer dan de nominale waarde in aanmerking worden genomen. Deze maatregelen gaan met terugwerkende kracht in op 1 januari 2023. Controleer dus ook situaties uit 2023.

Zorg ervoor dat jouw bv haar jaarrekening op tijd deponeert. Bij een faillissement riskeer je als bestuurder hoofdelijk aansprakelijk te worden gesteld voor de schulden van de bv die niet door vereffening zijn te voldoen, als niet is voldaan aan de verplichting tot deponering. Het deponeren van de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel (KvK) dient uiterlijk acht dagen na vaststelling van die jaarrekening plaats te vinden. Verder moet het deponeren uiterlijk twaalf maanden na afloop van het desbetreffende boekjaar plaatsvinden. De uiterste deponeerdatum voor het boekjaar 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 is dus 31 december 2024. Ben je bang dat je het niet redt om de jaarstukken tijdig te deponeren? Dan kun je desnoods de voorlopige jaarrekening deponeren.

Let op!
Als alle aandeelhouders ook bestuurder of commissaris zijn, is er minder tijd voor het deponeren van de jaarrekening. De jaarrekening voor een boekjaar van 1 januari tot en met 31 december moet dan uiterlijk op 8 november van het jaar daarop zijn gedeponeerd. In statuten kan trouwens van deze wettelijke regeling zijn afgeweken!

Tip
Lukt het echt niet om de jaarstukken op tijd te deponeren en dreigt een faillissement? Dan rest jou toch nog een mogelijkheid om de aansprakelijkstelling te voorkomen. Hoewel je als bestuurder wordt geacht jouw taak onbehoorlijk te hebben vervuld, ben je niet aansprakelijk als je aannemelijk weet te maken dat jouw onbehoorlijk bestuur geen belangrijke oorzaak is van het faillissement.

Vorderingen uit hoofde van verstrekte leningen aan derden zijn bezittingen die in box 3 bij jou belastbaar zijn. Maar (grote) belastingschulden zijn niet aftrekbaar in box 3. Stel dat je jouw bv de vorderingen en de belastingschulden die je hebt, laat overnemen. In die situatie vindt een verrekening van de vorderingen en schulden plaats. Voor zover de schulden groter zijn dan de vorderingen, krijg je een schuld aan jouw bv. Maar deze schuld kwalificeert wel als schuld voor box 3, waarvoor een afzonderlijk negatief forfaitair rendement geldt. Zo kun je box 3-belasting besparen. Uiteraard moet de overdracht van de vorderingen en belastingschulden dan wel plaatsvinden vóór de peildatum van 1 januari 2025.

Let op!
Ontstaat per saldo een vordering op jouw bv, dan valt deze vordering onder de terbeschikkingstellingsregeling. Het gevolg is dat je over de rente in box 1 belasting moet betalen. Bereken of dat wenselijk is. Is dat niet zo, draag dan slechts een deel van jouw vorderingen over!

Op grond van de generieke renteaftrekbeperking mag een bv grofweg gezegd per saldo niet meer rente aftrekken dan (in 2024) 20% van de winst voor afschrijvingen, afwaarderingen en interest of, als dat meer is, € 1 miljoen. Deze renteaftrekbeperking wordt per 1 januari 2025 aangescherpt voor bepaalde vastgoedlichamen. Het gaat om vennootschappen met hoofdzakelijk aan (niet met de vennootschap verbonden) derden verhuurd vastgoed. Voor deze vennootschappen komt het vaste maximum van € 1 miljoen te vervallen, zodat de renteaftrek niet valt te optimaliseren door vastgoedlichamen op te splitsen. Wellicht leidt het samenvoegen van lichamen tot een verhouding tussen rentesaldo en winst die het nieuwe maximum van 25% van de aangepaste winst beter benadert.

Let op!
De niet-aftrekbare rente wordt doorgeschoven naar de volgende jaren.

Een holding kan het verlies uit de liquidatie van een vennootschap waarin zij een deelneming heeft onder voorwaarden aftrekken. Deze aftrek is in principe beperkt tot € 5 miljoen. De aftrekbeperking blijft achterwege als op het moment vlak voor het voltooien van de vereffening van het vermogen van de ontbonden vennootschap, de holding (indirect) een dusdanig belang heeft in die vennootschap dat het de activiteiten van die vennootschap kan bepalen. Daarnaast moet de ontbonden vennootschap zijn gevestigd in Nederland, een andere lidstaat van de EU of EER of in een aangewezen staat. In principe moet de holding in de periode van vijf jaar die direct voorafgaat aan het voltooien van de vereffening onafgebroken voldoen aan de eerdergenoemde voorwaarden.

Onder de huidige wetgeving lijkt het mogelijk een niet-aftrekbaar verkoopverlies op een achterkleindochtervennootschap om te zetten in een aftrekbaar liquidatieverlies. Heel grofweg gezegd is dat mogelijk door eerst de dochtervennootschap te liquideren, waardoor de moedervennootschap een directe deelneming krijgt in de kleindochtervennootschap die de achterkleindochter met verlies heeft verkocht. Door vervolgens de kleindochter ook te liquideren, lijkt de moedermaatschappij alsnog een liquidatieverlies te kunnen aftrekken dat voortvloeit uit een niet-aftrekbare waardedaling. De huidige wet lijkt dit toe te staan, al is het in strijd met doel en strekking van de wet. De wetgever repareert dit lek in 2025.

Let op!
De reden van de aanpassing (strijd met doel en strekking wet) wijst erop dat de wetgever nu al het omzetten van niet-aftrekbare verkoopverliezen in aftrekbare liquidatieverliezen ziet als misbruik van recht. Nu is de liquidatie van de kleindochtervennootschap dus evenmin een gegarandeerd succes.

Als je als dga de aandelen in jouw bv schenkt aan jouw kinderen of aan een andere bedrijfsopvolger, leidt dat in beginsel tot een fiscale afrekening. De waarde in het economische verkeer van de aandelen minus jouw verkrijgingsprijs is dan namelijk belast. Onder voorwaarden is deze fiscale claim door te schuiven. Met betrekking tot deze regeling zijn diverse wijzigingen voorgesteld. De voorwaarde dat de verkrijger minstens 36 maanden in dienstbetrekking moet zijn geweest, zal per 1 januari 2025 komen te vervallen. In plaats van deze voorwaarde komt de eis dat de verkrijger op het moment van de schenking 21 jaar of ouder moet zijn. Als je de aandelen in jouw bv wilt schenken aan jouw kind dat al 36 maanden in de onderneming werkt maar dit jaar de leeftijd van 19 jaar niet gaat bereiken, is het van belang ervoor te zorgen dat de schenking vóór 2025 geregeld is. Voor oudere potentiële bedrijfsopvolgers die nog niet zo lang in de onderneming werken, is het in dit opzicht juist beter om te wachten met schenkingen.

Tip
De dienstbetrekkingseis zegt niet hoeveel uren de boogde bedrijfsopvolger voor jouw bv moet werken. Het hoeft bovendien niet om een belangrijke functie te gaan.

Een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) is vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting. Per 1 januari 2025 veranderen de voorwaarden voor de kwalificatie als vbi. Er zal alleen nog sprake zijn van een vbi als het een beleggingsinstelling in de zin van de Wet op het financieel toezicht betreft. Daarbij moet men denken aan beleggingsinstellingen met een beheerder die (een vrijstelling voor) een vergunning heeft. Ook beleggingsinstellingen die collectief gelden beleggen voor retail beleggers of institutionele beleggers kunnen een vbi zijn als hun beheerders voldoen aan de voorwaarden.

Let op!
In de regel komt met de nieuwe wetgeving de mogelijkheid om gebruik te maken van het vbi-regime voor het beleggen van met name privévermogen te vervallen. Controleer of een vbi vanaf 2025 nog steeds als zodanig kwalificeert.

Heb je een aanmerkelijk belang in een vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi)? Dan berekent de inspecteur in principe een fictief regulier voordeel van 6,04% (percentage 2024) over de waarde in het economische verkeer van de aandelen aan het begin van het jaar. Dit forfaitaire reguliere voordeel mag je verlagen met het bedrag dat je daadwerkelijk aan dividend hebt ontvangen. Maar het forfaitair regulier voordeel mag daardoor niet negatief worden. Meen je dat het forfaitaire rendement te hoog is? Vervreemd dan na 1 januari 2025 jouw aandelen in de vbi en ga in box 3 beleggen. Als je na de peildatum voor box 3 in 2025 jouw belang in de vbi vervreemdt, belandt de opbrengst voor 2024 nog niet in de rendementsgrondslag. Wel vindt een tijdsevenredige berekening plaats over het forfaitaire voordeel uit de vbi over 2025. Maar de hoogte daarvan valt wel mee, aangezien het maar ziet op een korte periode.

Let op!
Breng je jouw vermogen binnen achttien maanden weer over van box 3 naar de vbi? Dan treedt mogelijk een sanctie in werking. De inspecteur kan dan de (forfaitaire) inkomsten uit het desbetreffende vermogen zowel in box 2 als in box 3 belasten. Denk je erover om vermogen over te hevelen van jouw vbi naar box 3, check dan of je voldoet aan de genoemde termijn van achttien maanden.

Als je een groot bedrag aan liquide middelen nodig hebt, kun je jouw bv een dividend laten uitkeren. Ga eerst na of het beter is om (deels) te wachten tot na de jaarwisseling. Er wijzigt namelijk wat in de tarieven en heffingskortingen. Zo geldt in 2024 een tarief van 24,5% over de eerste schijf van € 67.000 en 33% over het meerdere. Naar verwachting zal het toptarief in 2025 31% bedragen.

Let op!
Een bv mag alleen maar dividend uitkeren voor zover haar eigen vermogen meer bedraagt dan de wettelijke reserves. Bovendien moet de bv na het uitkeren van het dividend nog in staat zijn haar betalingsverplichtingen te voldoen.

Heb je een of meer vermogensbestanddelen ter beschikking gesteld aan jouw bv, maar de vergoeding daarvoor niet gerekend tot jouw box 1-inkomen? Meld dat alsnog met gebruik van de inkeerregeling. Verstuur je het verzoek om de inkeerregeling toe te passen binnen twee jaar na de aangifte waarin je het inkomen hebt verzwegen, dan krijg je geen vergrijpboete opgelegd. Als je later inkeert, zal de inspecteur de boete verminderen tot 60% van de maximale boete die hij kan opleggen als je helemaal niet inkeert.

Neemt jouw vennootschap goederen of diensten af van gelieerde lichamen in het buitenland of verricht zij prestaties voor gelieerde buitenlandse lichamen? Dan moeten jouw vennootschap en het gelieerde lichaam daarbij zakelijke verrekenprijzen toepassen. Houd daarbij in de gaten dat de inspecteur geen verlaging van de fiscale winst accepteert zonder dat daartegenover in het buitenland een verhoging van de belastinggrondslag staat. Controleer daarom of de verrekenprijzen die dit jaar voor buitenlandse concernvennootschappen zijn gehanteerd problemen opleveren met deze bepaling.

Wil je vanaf 2025 jouw aangifte vennootschapsbelasting in een andere valuta dan de euro indienen, bijvoorbeeld de dollar? Vraag dan vóór de aanvang van het boekjaar (bijvoorbeeld 1 januari 2025 als het boekjaar het kalenderjaar volgt) een beschikking ‘Regeling functionele valuta’ aan bij de Belastingdienst.

Let op!
Als de inspecteur zo’n beschikking afgeeft, ben je in principe voor een periode van tien jaar gebonden aan deze keuze.

De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en de regeling ‘geven uit de vennootschap’ worden afgeschaft. Vanaf 1 januari 2025 kunnen bedrijven giften aan goede doelen niet langer aftrekken van hun winst. Dit geldt zowel voor giftenaftrek in de Vpb als voor giften vanuit vennootschappen die aandeelhoudersmotieven volgen. Daarom is het aan te raden bedrijven hun donaties te laten herzien en mogelijk te laten herstructureren om fiscale voordelen te optimaliseren. Zakelijke sponsoring kan een geschikt alternatief zijn.

Onder de huidige wetgeving kun je jouw bv een winstuitkering (gift) laten doen aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) of aan een steunstichting voor een sociaal belang behartigende instelling (SBBI), zonder dat deze uitkering bij jou is belast. Vanaf 1 januari 2025 gaat de Belastingdienst ervan uit dat jij in zo’n situatie een winstuitdeling hebt ontvangen. Je betaalt daarover dan belasting in box 2. Dus wil je nog iets via jouw bv aan een ANBI of steunstichting SBBI schenken, doe dat dan uiterlijk 31 december 2024.

Tip
Het is onder de huidige wetgeving ook mogelijk om een holding aandelen in een dochtervennootschap te laten schenken aan een ANBI of steunstichting SBBI zonder dat dit is belast bij de dga.

BTW en overdrachtsbelasting

Als aan jouw bedrijf in 2024 btw is gefactureerd in verband met de aanschaf, het onderhoud of het gebruik van de zakelijke auto, is deze btw aftrekbaar als voorbelasting. Tenminste, zolang jij of jouw bedrijf de auto hebt/heeft gebruikt voor belaste omzet. Heb je de auto in 2024 mede voor privédoeleinden gebruikt? Pas dan daarvoor een correctie toe in jouw laatste btw-aangifte van 2024. Wie het werkelijke privégebruik niet heeft bijgehouden, mag in principe uitgaan van 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm). Voor bepaalde auto’s, waaronder auto’s die vijf jaar in de onderneming zijn gebruikt, mag je een forfait van 1,5% van de catalogusprijs (inclusief btw en bpm) hanteren.

Let op!
Woon-werkverkeer telt voor de btw als privégebruik.

Tip
Als de correctie op basis van het forfait voordeliger is dan de correctie op basis van de werkelijke kilometers, mag het forfait worden toegepast.

Het is verstandig om op basis van jouw administratie geregeld na te gaan of jouw btw-aangiften kloppen. Merk je tijdens de controle van jouw btw-aangiften dat je te veel of te weinig btw hebt afgedragen? Corrigeer dan het bedrag aan te veel of te weinig afgedragen btw via een suppletieaangifte. Je kunt dit zowel over 2024 als over de vijf voorgaande jaren doen.

Tip
Je hoeft geen suppletieaangifte in te dienen als de correctie hoogstens € 1.000 bedraagt. In deze situatie mag je de correctie namelijk verwerken in jouw eerstvolgende btw-aangifte nadat je de fout hebt ontdekt.

Een van de vrijstellingen met betrekking tot de overdrachtsbelasting is de zogeheten kavelruilvrijstelling. Kavelruil is een vorm van gebiedsinrichting waarbij minimaal drie partijen vrijwillig onroerende zaken inbrengen en waarbij minstens twee partijen onroerende zaken verkrijgen. Per 1 januari 2025 worden woningen inclusief aanhorigheden en opstallen in principe uitgesloten van de kavelruilvrijstelling. Een uitzondering geldt voor woningen en opstallen die men bedrijfsmatig agrarisch gebruikt, maar daarbij geldt dan wel de eis dat de woning of de opstal de komende tien jaren het landbouwbedrijf niet verlaat. Als men niet voldoet aan deze voortzettingseis, wordt de vrijstelling teruggenomen. Voltooi dus indien mogelijk een kavelruil die in 2024 nog wel, maar vanaf 2025 niet meer onder de kavelruilvrijstelling valt.

Tip
De vrijstelling wordt niet teruggenomen als opstallen door overheidsingrijpen het landbouwbedrijf binnen de termijn van tien jaar verlaten.

Wellicht heb je in 2024 btw op kosten voor relatiegeschenken of personeelsverstrekkingen afgetrokken. Controleer dan of je een of meer personeelsleden hiermee voor meer dan € 227 per persoon (exclusief btw) hebt bevoordeeld. Controleer daarnaast of je een of meer relaties voor meer dan € 227 hebt bevoordeeld. Als minstens een van beide situaties zich voordoet, moet je in de btw-aangifte over het laatste tijdvak van 2024 de afgetrokken btw corrigeren en alsnog voldoen. Dit noemt men ook wel de BUA-correctie (BUA: Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting).

Let op!
De BUA-regeling is niet van toepassing op de fiets van de zaak. Daarnaast gelden aparte regels voor de btw-aftrek op kosten van verstrekkingen van eten en drinken aan personeel.

Is in 2023 een onroerende zaak aan jou geleverd? En heb jij daarbij samen met de verkoper geopteerd voor een btw-belaste levering? Reik dan binnen vier weken na afloop van het boekjaar volgend op het boekjaar van levering (dus vóór 28 januari 2025) een 90%-verklaring uit aan de verkoper en de fiscus. Vermeld in deze verklaring of je de onroerende zaak gebruikt voor doeleinden waarvoor je voor minstens 90% recht hebt op btw-aftrek. Voldoe je in het eerste boekjaar of in het daaropvolgende boekjaar niet aan het 90%-criterium? Dan stelt de fiscus dat de levering met terugwerkende kracht alsnog is vrijgesteld van btw. Voor de verkoper betekent dit dat het recht op btw-aftrek vervalt. Hij moet in dat geval dus de in vooraftrek gebrachte btw terugbetalen aan de Belastingdienst. Als je in een later jaar niet meer voldoet aan het 90%-criterium, dien je op de gewone manier jouw btw-aftrek te herzien.

Let op!
In de koopovereenkomst kan bepaald zijn dat je de door de verkoper geleden schade (deels) moet vergoeden.

Ben je een Nederlandse ondernemer en komt jouw jaaromzet in Nederland zowel in 2024 als (naar verwachting) in 2025 niet boven de € 20.000 (exclusief btw) uit? Dan kun je kiezen voor de toepassing van de per 1 januari 2025 te wijzigen kleineondernemersregeling btw (KOR). Het voordeel daarvan is dat je dan geen btw aan afnemers in rekening hoeft te brengen. Ook hoef je geen btw-aangiften in te dienen. Daar staat tegenover dat je de voorbelasting op jouw inkopen niet kunt aftrekken. Wil je per 1 januari 2025 de KOR toepassen? Meld je dan uiterlijk 3 december 2024 aan bij de Belastingdienst.

Tip
Als je op 31 december 2024 de huidige KOR al toepast, word je geacht tijdig te hebben verzocht om per 1 januari 2025 opnieuw de KOR te mogen toepassen.

Tip
Je hoeft je niet aan te melden voor toepassing van de KOR in 2025 zolang jouw jaaromzet maximaal € 2.200 bedraagt.

Ben je een ondernemer die is gevestigd in een andere EU-lidstaat dan Nederland, bedraagt jouw Nederlandse jaaromzet in 2024 en naar verwachting in 2025 maximaal € 20.000 exclusief btw en is jouw jaaromzet in de EU niet meer dan € 100.000? Dan kun je per 1 januari 2025 de nieuwe Europese kleineondernemersregeling (KOR) toepassen over jouw ondernemersprestaties in Nederland. Effectief gezien ben je dan een vrijgestelde ondernemer voor de omzetbelasting. Je brengt dus geen btw in rekening, draagt geen btw af en vraagt geen voorbelasting terug. Om per 1 januari 2025 de Europese KOR te mogen toepassen, moet jij je in principe uiterlijk 3 december 2024 hebben aangemeld bij de Belastingdienst.

Wie verzocht om toepassing van de kleineondernemersregeling (KOR), werd daar voor drie jaren aan verbonden. Vanaf 1 januari 2025 komt deze driejaarstermijn te vervallen. Ondernemers die al hebben verzocht om toepassing van de KOR en voor wie de driejaarstermijn niet is verstreken, kunnen de nieuwe wetgeving benutten. Zij kunnen de inspecteur namelijk verzoeken om vanaf 1 januari 2025 de KOR niet meer toe te passen. De ondernemer moet dan wel uiterlijk 3 december 2024 zijn verzoek aan de Belastingdienst hebben ingediend.

Stel, jouw holding heeft een werkmaatschappij die btw-belaste activiteiten verricht. Nu wil jouw holding deze werkmaatschappij actief gaan beheren. Het kan dan fiscaal voordelig zijn als dga namens jouw holding de managementwerkzaamheden voor de werkmaatschappij te verrichten. Zo maak je duidelijk dat jouw bv een zogeheten moeiende holding is. Daardoor heeft zij recht op aftrek van voorbelasting voor zover de afgenomen prestaties zijn gebruikt voor btw-belaste activiteiten. Als het jou niet lukt om dit huidige btw-tijdvak nog werkzaamheden te verrichten voor de werkmaatschappij, probeer dit dan te doen in het nieuwe belastingtijdvak.

Tip
Als een moeiende holding btw-belaste (management)diensten aan een vennootschap verleent, kan zij de btw op de aan- en verkoopkosten van een meerderheidsbelang in deze vennootschap pro rata aftrekken.

Zit je al lang te wachten op een betaling van een debiteur? Realiseer je dan dat je als crediteur één jaar na het opeisbaar worden van een vordering recht op teruggaaf van btw verkrijgt, gesteld dat je niet al eerder aannemelijk hebt gemaakt dat jouw debiteur niet gaat betalen. Je mag de periodieke btw-aangifte verlagen met het bedrag van de teruggaaf. Je hoeft geen afzonderlijk verzoek in te dienen bij de fiscus. Het einde van het jaar is een geschikt moment om de openstaande vorderingen nog eens na te lopen.

Let op!
Mocht de debiteur de oninbaar geachte vordering op een later tijdstip alsnog betalen, voldoe dan de eerder in mindering gebrachte btw opnieuw op aangifte.

Soms zijn btw-ondernemers, of het nu natuurlijke personen of lichamen zijn, in financieel, organisatorisch en economisch opzicht zodanig verweven dat zij een eenheid vormen. Zij worden voor de heffing van de omzetbelasting dan aangemerkt als een fiscale eenheid. Op verzoek van de ondernemers kan de inspecteur een beschikking afgeven waarin hij vermeldt vanaf welke datum hij de btw-ondernemers in ieder geval als een fiscale eenheid voor de omzetbelasting aanmerkt. Nu zijn het in principe de feitelijke omstandigheden die bepalen wanneer de fiscale eenheid ingaat, maar het maakt de zaken wel eenvoudiger als men tijdig de beschikking aanvraagt. Zo hoeft er geen geschil te ontstaan over het moment waarop de fiscale eenheid voor de omzetbelasting ingaat. Daarnaast is het aan te raden aan het einde van het jaar even te checken of (nog steeds) aan de voorwaarden voor de fiscale eenheid omzetbelasting wordt voldaan.

Tip
De omstandigheid dat btw-ondernemers over een belastingtijdvak afzonderlijke btw-aangiftes hebben ingediend, sluit niet uit dat zij in dat tijdvak al een fiscale eenheid voor de omzetbelasting vormden.

De overdrachtsbelasting kent een vrijstelling om samenloop met de omzetbelasting te voorkomen of te beperken. Per 1 januari 2025 vindt een aanscherping plaats van deze samenloopvrijstelling. Daardoor geldt de vrijstelling voortaan niet als bij de aandelentransactie nieuwe onroerende zaken voor de omzetbelasting betrokken zijn die voor minder dan 90% btw-belast worden geëxploiteerd. In plaats van de samenloopvrijstelling zal voortaan in deze situatie een tarief van 4% gelden. Deze ontwikkeling kan het interessant maken om nog vóór 1 januari 2025 aandelen in een vastgoed-bv met weinig btw-belaste vastgoedexploitatie te kopen.

Werkgevers

Controleer aan het einde van 2024 zo snel mogelijk of de loonadministratie en de financiële administratie wel op elkaar aansluiten. Dit is bijvoorbeeld van belang als een of meer (belaste) uitbetaalde vergoedingen per abuis niet zijn verwerkt in de loonadministratie. Over deze vergoedingen zijn dan geen loonheffingen afgedragen. Bij het maken van de aansluiting tussen de loon- en de financiële administratie komen zulke afwijkingen naar voren. Vervolgens kun je de verschuldigde loonheffingen alsnog afdragen. Dit kan onder voorwaarden in de vorm van eindheffing gebeuren.

Werkgevers die werknemers in dienst hebben met het minimumloon of iets daarboven, hebben recht op het lage-inkomensvoordeel. Het gaat om werknemers die in 2024 tussen de € 14,33 (ondergrens) en € 14,91 verdienen. De tegemoetkoming is € 0,49 per uur met een maximum van € 960 per werknemer. Een werknemer moet hiervoor minimaal 1.248 verloonde uren hebben gewerkt in 2024. Is het nog niet helemaal zeker of bepaalde werknemers aan de 1.248 uur verloonde uren toekomen? Probeer die werknemers snel nog extra in te plannen, zodat ze aan het minimumaantal uren komen.

Let op!
Per 1 januari 2025 vervalt het lage-inkomensvoordeel.

Vanwege de huidige krapte op de arbeidsmarkt kan het interessant zijn om jouw werknemers extra te belonen door de vrije ruimte van de werkkostenregeling optimaal te benutten. Ga daarom na wat je nog aan vrije ruimte over hebt. In 2024 is de vrije ruimte 1,92% van de totale loonsom tot een maximumbedrag van € 7.680. Daar mag je nog 1,18% van de totale loonsom, voor zover deze meer bedraagt dan € 400.000, aan toevoegen. Als je merkt dat je nog vrije ruimte over hebt, kun je deze benutten door bijvoorbeeld nog dit jaar een leuk kerstpakket naar jouw werknemers te sturen.

Tip
Maakt jouw bedrijf deel uit van een concern? Check dan of het berekenen van de vrije ruimte per vennootschap of voor het hele concern (de concernregeling) gunstiger is.

Heb je aan het einde van 2024 nog vrije ruimte over? En overweeg je om een of meer werknemers een bonus te geven? Laat dan deze bonus in de vrije ruimte vallen. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat je de bonus nog in 2024 uitbetaalt. Ook belangrijk: er moet zijn voldaan aan het gebruikelijkheidscriterium. De bonus mag dus niet meer dan 30% afwijken van wat voor vergelijkbare werknemers in dezelfde sector gebruikelijk is.

Tip
Het ministerie van Financiën keurt in ieder geval een bonus van maximaal € 2.400 per werknemer per jaar goed. Het leveren van bewijs of onderbouwing is dan dus niet nodig. Ben je dga en is er genoeg vrije ruimte? Dan mag je jezelf ook een bonus van € 2.400 toekennen.

Let op!
Wil je een hogere bonus toepassen? Zorg dan voor bewijs dat een dergelijke bonus gebruikelijk is in jouw sector.

Werkgevers mogen aan hun werknemers een onbelaste thuiswerkvergoeding betalen. Het gaat hier om een belastingvrije vergoeding van maximaal € 2,35 per thuiswerkdag (in 2024). Dat mag ook een vaste vergoeding zijn volgens een structureel thuiswerkpatroon. Je kunt als werkgever per dag óf de onbelaste thuiswerkkostenvergoeding óf de onbelaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer geven. Heb je in 2024 de thuiswerkvergoeding nog niet toegekend, kijk dan of je dat in 2025 alsnog kunt doen. Ga hierover alvast in overleg met jouw werknemers.

Tip
Als meer werknemers gaan of blijven thuiswerken, heeft jouw bedrijf waarschijnlijk minder kantoorruimte nodig. Als jouw bedrijf een kantoorpand huurt, kan het misschien met de verhuurder een inkrimping van de gehuurde ruimte overeenkomen om de huurlasten te verlagen. Heeft jouw bedrijf een eigen kantoorpand, dan zou het de overbodige ruimte kunnen verhuren en zo huurinkomsten genereren.

Wil je jouw werknemers steunen in financieel krappe tijden of bij tegenslagen door uitkeringen en verstrekkingen aan hen te doen toekomen? Dan kan het interessant zijn om nog in 2024 een personeelsfonds op te richten. Uitkeringen en verstrekkingen uit zo’n fonds zijn namelijk onder voorwaarden onbelast. Een belangrijke voorwaarde is dat de bijdrage van de werkgever gedurende de laatste vijf jaar niet hoger is dan de totale bijdrage van de gezamenlijke werknemers in die periode. Als het fonds minder dan vijf jaar bestaat, moeten de bijdragen gedurende het bestaan van het fonds worden vergeleken. De bijdragen van de werknemers moet je inhouden op hun nettoloon.

Tip
Als je nog in 2024 een personeelsfonds opricht en de werknemersbijdrage bijvoorbeeld inhoudt op de dertiende maand of eindejaarsuitkering van jouw werknemers, kun je zelf ook nog een bijdrage doen in 2024.

Wil je een personeelsfeest organiseren begin 2025? Organiseer dit feest dan op de werkplek. Een begin 2025 gepland personeelsfeestje kan onder de werkkostenregeling onbelast blijven als je het op de werkplek organiseert. Dit betreft zowel de drankjes en hapjes (geen zakelijke maaltijden) die de werknemers consumeren, als de kosten van bijvoorbeeld entertainment. Zou je toch kiezen voor een externe locatie, dan zijn het personeelsfeestje én de consumpties als eindheffingsloon belast. En wel tegen de factuurwaarde. Natuurlijk kun je hiervoor de vrije ruimte gebruiken, maar dan leg je al vroeg in 2025 beslag op deze ruimte.

Tip
De verstrekte consumpties op de werkplek zijn eveneens onbelast voor werknemers van andere vestigingen, locaties of kantoren én voor werknemers van andere werkgevers met wie je de concernregeling toepast.

Als jouw bedrijf een concern vormt, kan het handig zijn om de concernregeling van de werkkostenregeling toe te passen. In dat geval hoef je de vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers van meer dan één concernonderdeel niet langer te splitsen. Bovendien kun je een overschot aan vrije ruimte bij het ene onderdeel benutten voor het tekort van een ander onderdeel. Je kunt de concernregeling toepassen bij een aandelenbelang van minimaal 95%. In 2024 is de vrije ruimte 1,92% van de totale loonsom tot een maximumbedrag van € 7.680. Daar mag je nog 1,18% van de totale loonsom, voor zover deze meer bedraagt dan € 400.000, aan toevoegen. Bij toepassing van de concernregeling kun je slechts één keer gebruikmaken van de vrije ruimte van 1,92%. Zonder toepassing van de concernregeling heb je voor elke vennootschap over de eerste € 400.000 fiscale loonsom 1,92% vrije ruimte. Beoordeel daarom of toepassing van de concernregeling voordelig is voor jou.

Tip
Heb je de concernregeling in 2024 toegepast, maar is dat achteraf gezien nadelig? Dan kun je uiterlijk bij de aangifte over het tweede tijdvak van 2025 kiezen om de concernregeling in 2024 toch niet toe te passen.

Eind 2024 krijg je van de Belastingdienst een beschikking met de sectorindeling en de premies voor de werkhervattingskas voor 2025. Ga na of de sectorindeling klopt met de activiteiten van jouw bedrijf. Als je namelijk in de verkeerde sector wordt ingedeeld, kan dit grote financiële gevolgen hebben.

Aan het einde van het jaar wordt het tijd om de loonadministratie over 2024 af te sluiten. Pak dat voortvarend aan. In ieder geval moet de afsluiting plaatsvinden vóórdat je de loonaangifte over het laatste tijdvak van 2024 moet indienen. Controleer bij de afsluiting of je van iedere werknemer een kopie hebt van het identificatiebewijs. Zorg er ook voor dat je alle rekeningen van verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan werknemers en declaraties van aan werknemers vergoede kosten op orde hebt.

Maak je binnen jouw bedrijf gebruik van uitzendkrachten, gedetacheerden of andere medewerkers die niet bij jouw onderneming in dienst zijn? Controleer dan vóór het einde van 2024 of jouw administratie met betrekking tot deze medewerkers op orde is. Je moet bijvoorbeeld van al deze medewerkers de identiteit hebben gecontroleerd. Omdat je uitzendkrachten niet mag vragen om een kopie van een identiteitsbewijs, is het raadzaam bij de controle het soort identiteitsbewijs, het nummer en de geldigheidsduur te noteren. Bovendien moet je bijhouden hoeveel loon en vakantiebijslag zij hebben ontvangen én hoeveel uren zij hebben gewerkt.

Let op!
Je moet ook de registratie van het uitzendbureau checken. Voldoe je niet aan deze verplichting? Dan kan de Nederlandse Arbeidsinspectie jou bij een eventuele controle een boete opleggen. Deze boete ligt tussen de € 8.000 en € 32.000 per werknemer, afhankelijk van het aantal werknemers waar het om gaat. Voor werkgevers die natuurlijke personen zijn, vindt een halvering van de boete plaats. De boetes kunnen bij recidive echter worden verhoogd. Soms pakken zij zelfs driemaal zo hoog uit!

Zijn er in jouw bedrijf tijdelijke arbeidsovereenkomsten die aflopen op 31 december 2024? Laat dan vóór 1 december 2024 aan de werknemer schriftelijk weten of je de tijdelijke arbeidsovereenkomst verlengt of niet. Deze zogeheten aanzegverplichting van een maand geldt voor tijdelijke contracten van minimaal zes maanden. Als je niet (tijdig) aanzegt, kan de werknemer een schadevergoeding eisen van maximaal één bruto maandsalaris. Overweeg meteen voor heel 2025 vast te leggen wanneer de contracten aflopen en stel een reminder in jouw agenda in om jou twee à drie maanden van tevoren te waarschuwen.

Tip
Door de aanzegging per e-mail met ontvangstbevestiging te versturen, kun je bewijzen dat je de aanzegging tijdig hebt gedaan. Andere bewijsmiddelen zijn echter ook toegestaan, zoals een aangetekende brief.

Tegenwoordig heeft een werknemer bij ontslag meestal recht op een transitievergoeding. Die transitievergoeding bedraagt 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar. De vergoeding is doorgaans maximaal € 94.000. Als het jaarsalaris van jouw werknemer hoger is dan € 94.000, is de transitievergoeding voor jouw werknemer gemaximeerd op het bruto jaarsalaris. Vorming van een voorziening voor een transitievergoeding is onder voorwaarden mogelijk. De uitgaven vinden hun oorsprong in feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan in de periode voor de balansdatum. De uitgaven moeten ook zijn toe te rekenen aan de periode voor balansdatum. Belangrijk is ook dat een redelijke mate van zekerheid bestaat dat de uitgave zal worden gedaan. Om een voorziening te vormen zal met name moeten worden aangetoond dat er een redelijke mate van zekerheid is dat in de toekomst een transitievergoeding verschuldigd zal worden. Denk in dit kader aan een reorganisatie of een herstructurering. Ben je met een werknemer in gesprek wegens zijn slechte functioneren? Vorm dan een voorziening als een ontslag onvermijdelijk is. Leg jouw onderbouwing voor de vorming van een voorziening voor een toekomstige transitievergoeding goed vast

Wellicht wil je in 2025 een ander aangiftetijdvak gebruiken voor de loonheffingen. Bijvoorbeeld omdat je het loon voortaan om de vier weken gaat uitbetalen. Wijzig dan het loonaangiftetijdvak. Daarvoor moet je de Belastingdienst een ingevuld formulier Wijziging aangiftetijdvak loonheffingen opsturen. Hierin verzoek je om een wijziging van het aangiftetijdvak. Dit formulier moet uiterlijk 14 december 2024 binnen zijn bij de Belastingdienst. Als de inspecteur het formulier later ontvangt, kun je pas in 2026 een ander aangiftetijdvak gebruiken.

Heeft jouw concern een of meer buitenlandse concernonderdelen? Dan kan het Nederlandse concernonderdeel de buitenlandse concernonderdelen veel administratieve rompslomp uit handen nemen als het akkoord gaat met verlegging van de inhoudingsplicht naar het Nederlandse concernonderdeel. Dien daarvoor gezamenlijk een verzoek in bij de Belastingdienst. Misschien is de jaarwisseling een mooie gelegenheid om over te gaan op de verleggingsregeling.

Heb je werknemers in dienst die in Nederland werken maar wonen in het buitenland? Dan is het de vraag in welk land deze werknemers zijn verzekerd voor de sociale verzekeringen en of je voor hen sociale premies moet inhouden en afdragen. Bij de sociale zekerheidsinstantie van het woonland (vaak Duitsland of België) kun je hierover zekerheid krijgen door een beschikking aan te vragen die aangeeft welk wettelijk stelsel van sociale zekerheid van toepassing is. Deze beschikking staat bekend als de A1-verklaring. Meestal geldt een A1-verklaring voor twaalf maanden. Daarom moet je jaarlijks een nieuwe beschikking aanvragen. Het einde van het jaar is een geschikt moment om te inventariseren wanneer de lopende verklaringen eindigen. Maak hiervan een overzicht. Mochten er een of meer verklaringen per 31 december 2024 aflopen, vraag dan nog in 2024 een nieuwe beschikking aan als je ook in 2025 zekerheid wilt hebben over de vraag of de betreffende werknemers wel of niet in Nederland zijn verzekerd voor de sociale verzekeringen.

Als een aantal van jouw werknemers een EU- of EER-nationaliteit heeft, moet je voor deze werknemers beschikken over een tewerkstellingsvergunning of een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid. Deze vergunningen worden voor een bepaalde periode afgegeven en lopen meestal per het eind van een kalenderjaar af. Daarom is het raadzaam om zo snel mogelijk te controleren of een of meer werkvergunningen per 31 december 2024 aflopen. Als dit inderdaad het geval is, vraag dan direct een verlenging aan, mits dit gewenst is.

Tip
Voor Zwitserse werknemers heb je, net zomin als voor EU-werknemers, geen tewerkstellingsvergunning nodig.

Werf je dit jaar een werknemer vanuit het buitenland, dan kun je onder voorwaarden de 30%-regeling op zijn loon toepassen. Volgens die regeling is voor 30% van het brutosalaris van de werknemer sprake van een onbelaste kostenvergoeding. Daarbij geldt een beperking van de onbelaste vergoeding tot maximaal 30% van de zogeheten Balkenendenorm (€ 233.000 in 2024). Per 1 januari 2027 daalt de maximale onbelaste vergoeding van 30% naar 27%. Breng daarom de gevolgen van de wijzigingen in de 30%-regeling alvast in kaart.

Let op!
In 2024 is de 30%-regeling versoberd (30-20-10-regeling). Deze versobering wordt teruggedraaid, zodat zij geen effect heeft.

Op grond van de 30%-regeling mag een werkgever 30% van het loon van een uit het buitenland geworven werknemer aanmerken als een onbelaste vergoeding van extraterritoriale kosten. Daarbij geldt een bedrag van € 233.000 als maximale grondslag. Vaak zal de toepassing van dit forfait voordelig zijn. Maar omdat het om een forfait gaat, is het mogelijk dat de werkelijke extraterritoriale kosten hoger zijn. Het is aan te raden om de werkelijke extraterritoriale kosten te bepalen en te vergelijken met het forfait. Werkgevers kunnen er namelijk voor kiezen om de 30%-regeling niet toe te passen, maar de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. In de desbetreffende loontijdvakken moet de werknemer wel voldoen aan de voorwaarden.

Tip
De keuze geldt in beginsel voor een kalenderjaar. In het volgende jaar kan de werkgever dus eventueel een andere keus maken.

Auto

Voor het ter beschikking stellen van een auto van de zaak aan een werknemer, moet je in beginsel een bijtelling toepassen. Deze bijtelling op het loon geeft het voordeel van het privégebruik van de auto weer. Onder voorwaarden kan de bijtelling achterwege blijven. Bijvoorbeeld als de werknemer aan jou een kopie overlegt van de ‘Verklaring geen privégebruik auto’. In zo’n document verklaart de werknemer hooguit 500 privékilometers per jaar te rijden met de auto van de zaak. Informeer vóór de jaarwisseling bij jouw werknemer of de situatie per 1 januari 2025 hetzelfde blijft. Als jouw werknemer in 2025 naar verwachting meer dan 500 privékilometers zal rijden met de auto, moet je immers de bijtelling voor privégebruik gaan toepassen.

Stel, jouw werknemer gebruikt een auto van de zaak. Deze werknemer gebruikt de auto niet of nauwelijks voor privéritten. Doordat hij in de kerstvakantie de auto van de zaak gebruikt om op wintersport te gaan, komt hij echter alsnog boven de 500 privékilometers uit. Dat is zonde, want daardoor moet je alsnog over het hele jaar de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak toepassen. In beginsel is de bijtelling in 2024 22% van de cataloguswaarde. Waarschuw werknemers hiervoor.

Let op!
De bijtelling bedraagt 35% van de waarde in het economische verkeer voor auto’s die meer dan vijftien jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen.

Mogelijk begaat een werknemer tijdens zijn gebruik van de auto van de zaak verkeersovertredingen. Soms moet het bedrijf dan in eerste instantie de boeten daarvoor betalen. Heeft jouw bedrijf daar ook mee te maken, verhaal dan nog dit jaar deze boeten op de werknemer. Anders kan de inspecteur het bedrag van de boeten tot het loon van de werknemer rekenen. Jouw bedrijf riskeert dan bovendien een naheffingsaanslag loonheffingen. In de wet is uitdrukkelijk opgenomen dat boeten het fiscale loon niet verlagen.

Momenteel is de inschrijving in het kentekenregister van een bestelauto voor ondernemers vrijgesteld van BPM-heffing. Deze vrijstelling komt te vervallen per 1 januari 2025. Dit kan voor een ondernemer een reden zijn om nog in 2024 een bestelauto te kopen en te registreren. Dankzij een overgangsregeling kan de vrijstelling dan ook in 2025 van toepassing blijven.

Let op!
Ook voor bestelauto’s zal de BPM in beginsel worden gebaseerd op de CO2-uitstoot.

Let op!
Per 1 januari 2025 zal de belastingplicht voor de BPM overgaan van de tenaamgestelde naar degene die de auto inschrijft bij de RDW. Bovendien moeten de heffing en betaling van BPM over een bestelauto vanaf dat moment in beginsel plaatsvinden voorafgaand aan de inschrijving. Nu mag dat nog binnen een maand na de tenaamstelling in het kentekenregister.

Estate planning/privé

Had je over 2019 nog recht op een teruggaaf inkomstenbelasting? Maar ben je vergeten deze teruggaaf aan te vragen? In dat geval heb je tot 1 januari 2025 de tijd om de teruggaaf alsnog aan te vragen. De Belastingdienst betaalt jou het belastingbedrag alleen terug als dit de teruggaafdrempel overschrijdt. In 2018 bedroeg deze € 15 in plaats van de € 18 die voor 2024 geldt.

Hoewel de middelingsregeling per 1 januari 2023 is afgeschaft, kun je het jaar 2024 eventueel opnemen in een middelingstijdvak van drie jaren. Middeling is mogelijk als je over het middelingstijdvak meer belasting hebt betaald dan je betaald zou hebben als je in die drie jaren gelijkmatige inkomsten had genoten. Bij middeling vindt voor drie achtereenvolgende jaren een herrekening van de belasting plaats op basis van het gemiddelde inkomen. Is die belasting meer dan € 545 lager dan de betaalde belasting, dan krijg je het meerdere terug. Om de middelingsteruggaaf te krijgen, moet je een verzoek indienen bij de Belastingdienst. Je kunt het verzoek indienen tot 36 maanden na het moment waarop de laatste aanslag van die drie jaren onherroepelijk vaststaat. Een aanslag is onherroepelijk als de termijn van zes weken voor bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatie is verstreken. Op internet zijn diverse tools beschikbaar om de middelingsteruggaaf te bepalen.

Let op!
Het laatste tijdvak waarover men kan middelen bestaat uit de jaren 2022, 2023 en 2024.

Personen tussen de 18 en 40 jaar kunnen in principe één keer in hun leven een beroep doen op een verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor schenkingen door hun ouders. De dag van de 40e verjaardag valt overigens nog binnen de leeftijdsgrens. De verhoogde vrijstelling bedraagt in 2024 € 31.813. Heb je een kind dat binnenkort de leeftijd van 40 jaar gaat bereiken en is nog niet eerder de verhoogde vrijstelling benut? Wees dan op tijd met het doen van een schenking waarop de verhoogde vrijstelling is toe te passen.

Tip
Voor een schenking aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van een dure studie geldt een hogere vrijstelling. Deze vrijstelling bedraagt in 2024 € 66.268.

Heeft jouw kind in 2022 een schenking ontvangen om daarmee zijn eigen woning te verbeteren of te onderhouden? Waarschijnlijk heeft jouw kind toen de verhoogde schenkingsvrijstelling van op dat moment € 106.671 toegepast op de schenking. Een voorwaarde voor deze vrijstelling was dat de schenking plaatsvond onder de ontbindende voorwaarde dat het geschonken bedrag binnen twee jaren na het kalenderjaar van schenking moet zijn besteed aan de verbetering of het onderhoud. Wijs jouw kind er dus op dat de werkzaamheden vóór 2025 moeten zijn afgerond, anders vervalt de vrijstelling!

Alimentatiebetalingen zijn feitelijk slechts aftrekbaar tegen het lage tarief in box 1. De wetgever wil dit tarief in 2025 verlagen, zodat het fiscaal gezien voordelig kan zijn om al in 2024 de partneralimentatie te betalen en af te trekken tegen 36,97%. Als je in 2025 de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt en volledig premieplichtig bent voor de volksverzekeringen, krijg je naar verwachting te maken met de volgende tarieven:

  • 35,82% (tarief 2024: 36,97%) over jouw box 1-inkomen tot en met € 38.441 (2024: € 38.098);
  • 37,48% (tarief 2024: 36,97%) over jouw box 1-inkomen van meer dan € 38.441 tot en met € 76.817 (bedrag 2024: € 75.518); en
  • 49,50% (in 2025 en in 2024) over jouw box 1-inkomen voor zover dit inkomen meer bedraagt dan € 76.817 (bedrag 2024: € 75.518).

Let op!
Alimentatie voor kinderen is als zodanig niet aftrekbaar.

Giften aan goede doelen kunnen aftrekbaar zijn van de inkomstenbelasting. Het goede doel moet dan een zogeheten algemeen nut beogende instelling (ANBI) zijn. Voor giften geldt in principe een drempel. Tot aan die drempel is er geen recht op aftrek. In 2024 is de drempel € 60 of, als dat meer is, 1% van het gezamenlijke (drempel)inkomen. Als je alle giften in één jaar betaalt, heb je slechts één keer te maken met een niet-aftrekbaar bedrag. Het kan daarom verstandig zijn om giften zoveel mogelijk in één jaar te betalen.

Tip
Voor giften geldt in beginsel ook een maximum. Maximaal is als gift 10% van het gezamenlijke drempelinkomen aftrekbaar. Denk hieraan als je giften zoveel mogelijk in één jaar wilt betalen.

Let op!
In het geval de totale waarde van giften in natura in een jaar meer dan € 10.000 bedraagt, moet de schenker een onafhankelijk taxateur de waarde in het economische verkeer van de giften laten vaststellen. Zo onderbouwt de schenker de waarde die hij opgeeft in zijn aangifte inkomstenbelasting.

Als je dit jaar nog een schenking wil doen aan een goed doel, overweeg dan eens een donatie aan een culturele algemeen nut beogende instelling (culturele ANBI). Dat is fiscaal voordeliger dan een donatie aan een gewone ANBI. Een gift aan een culturele instelling levert jou voor de inkomstenbelasting een aftrekpost op van 125% van het geschonken bedrag, in plaats van 100%. De extra aftrek van 25% is echter gemaximeerd op € 1.250.

Tip
Als je een eigen bv hebt, kun je in 2024 ook nog via jouw bv schenken aan een culturele instelling. Dat levert in de vennootschapsbelasting een extra aftrek op van 50% van het bedrag dat jouw bv heeft geschonken aan culturele instellingen. Deze extra aftrek bedraagt maximaal € 2.500. In 2025 komt de aftrek voor het schenken via de eigen bv te vervallen.

De aftrek vanwege jouw jaarlijkse niet-periodieke giften aan een ANBI wordt beperkt door een drempel en een maximum. Zijn jouw giften aan goede doelen niet volledig aftrekbaar? Overweeg dan om jouw giften om te zetten in periodieke giften. Dat doe je door schriftelijk vast te leggen dat je gedurende vijf jaren een bepaald bedrag schenkt, tenzij je eerder komt te overlijden. Voor deze vastlegging hoef je niet naar de notaris. Periodieke giften zijn volledig aftrekbaar tot een bedrag van € 250.000 per kalenderjaar. Als je dit jaar jouw gift nog omzet in een periodieke gift, profiteer je dit jaar van volledige aftrek.

Denk je nog bepaalde ziektekosten te maken waarvan je zelf kunt bepalen of je ze in 2024 of in 2025 betaalt? Check dan of je ziektekosten kunt aftrekken door ze nog dit jaar te betalen. In beginsel kun je jouw ziektekosten namelijk pas aftrekken als zij een drempel overschrijden. Deze drempel hangt af van het (drempel)inkomen van jou en jouw partner. Als jouw drempelinkomen bijvoorbeeld in 2024 een bedrag van € 50.034 op jaarbasis overtreft, dan is de drempel voor ziektekosten 5,75% x (drempelinkomen -/- € 50.034) + € 825. Heb je een fiscale partner? Tel dan de uitgaven voor specifieke zorgkosten en het drempelinkomen van jullie beiden bij elkaar op.

Fiscaal partnerschap kan bepaalde voordelen bieden, bijvoorbeeld als een van de partners zijn heffingvrij vermogen in box 3 niet volledig benut. Als jij en jouw partner nog geen fiscale partners zijn, kun je regelen dat jullie alsnog voor heel 2024 als elkaars fiscale partner voor de inkomstenbelasting worden aangemerkt. Je moet dan op zijn minst ongehuwd samenwonen en per 1 januari 2024 op hetzelfde woonadres staan ingeschreven. Daarnaast moet een bepaalde situatie aan de orde zijn. De situatie die je het makkelijkst op korte termijn kunt realiseren, is het afsluiten van een notarieel samenlevingscontract. Regel dit vóór 1 januari 2025 en voldoe aan de eerdergenoemde voorwaarden. Dan kunnen jullie alsnog voor heel 2024 als fiscale partners worden aangemerkt.

Tip
Er zijn nog vijf andere situaties waarin men fiscaal partnerschap voor de inkomstenbelasting voor het hele jaar kan verkrijgen. Namelijk als uit je relatie een kind is geboren, een van jullie een kind van de ander heeft erkend, een van jullie als partner van de ander is aangemerkt in een pensioenregeling, je samen met jouw partner een eigen woning bezit of op jouw woonadres een minderjarig kind van één van jullie staat ingeschreven. In dat laatste geval moeten jij en jouw partner beiden meerderjarig zijn.

Let op!
Fiscaal partnerschap leidt ook tot het samenvoegen van de schuldendrempels van € 3.700 (bedrag 2024) per fiscale partner. Komen jouw eigen schulden boven jouw schuldendrempel uit, terwijl jouw potentiële fiscale partner geen schulden heeft, dan krijg je door het fiscale partnerschap te maken met zijn schuldendrempel. Bij fiscaal partnerschap moet je bovendien het verzamelinkomen van jou en je partner samenvoegen voor de berekening van diverse aftrekdrempels, waaronder die van de zorgkosten. Reken dus uit of de voordelen van fiscaal partnerschap opwegen tegen de nadelen.

Als je te maken hebt met een pensioengat, is het misschien interessant om een lijfrente af te sluiten. Lijfrentepremies zijn namelijk binnen bepaalde grenzen fiscaal aftrekbaar. De aftrek van lijfrentepremie is in beginsel beperkt tot de zogeheten jaarruimte. Daarnaast is de premie in principe uitsluitend aftrekbaar als je deze ook daadwerkelijk hebt betaald in het jaar waarin je de premie wilt aftrekken. Zorg er daarom voor dat je de lijfrentepremie uiterlijk 31 december 2024 hebt betaald.

Tip
Heb je in de afgelopen vijf jaren lijfrentepremies betaald zonder deze op te geven in jouw aangifte inkomstenbelasting? En staat de desbetreffende aanslag al onherroepelijk vast? Dan kun je een verzoek om ambtshalve vermindering indienen bij de inspecteur. Je moet dan kunnen bewijzen dat je de betaalde premie niet hebt afgetrokken. Bijvoorbeeld door het overleggen van kopieën van jouw aangiften en de aanslagen over de betreffende jaren. Om voor teruggave over 2019 in aanmerking te komen, moet je uiterlijk 31 december 2024 verzoeken om een ambtshalve vermindering.

Tip
Als je een stakingswinst hebt omgezet in een lijfrente, kun je de lijfrentepremie ook in 2024 aftrekken als je de premie na 2024 maar vóór 1 juli 2025 betaalt.

Het laten staan van kleine schulden is fiscaal nadelig, aangezien zij pas de heffingsgrondslag van box 3 verlagen voor zover zij een drempel van € 3.700 (bedrag 2024, in 2025 vindt wellicht een indexatie plaats) per fiscaal partner overschrijden. Het is daarom fiscaal voordeliger om kleine schulden zoveel mogelijk af te lossen vóór de peildatum van 1 januari 2025.

Is jouw vermogen zo hoog dat je ook onder de aangepaste regels box 3-heffing moet betalen? En bezit je genoeg spaargeld om eventuele uitgaven nog in 2024 te doen? Dan is het misschien fiscaal voordelig om grote privéaankopen die je eigenlijk in 2025 had willen doen, zoals de aanschaf van een nieuwe auto of nieuwe meubels, vóór de jaarwisseling te doen. Zulke bezittingen behoren namelijk niet tot de grondslag voor de box 3-heffing, terwijl het spaargeld dat je voor de aankoop gebruikt dan op de peildatum van 1 januari 2025 niet meer meetelt voor de grondslag. Zo kun je in box 3 belasting besparen!

Let op!
Voor geld dat op banktegoeden staat, geldt een forfaitair rendement dat voor 2024 voorlopig is gesteld op 1,03%.

Belastingschulden tellen niet mee bij de berekening van de schulden voor box 3. Daarom is het raadzaam om een ontvangen belastingaanslag te betalen vóór 1 januari 2025. Over de gelden waarmee je deze aanslag betaalt, hoef je dan geen box 3-heffing te betalen.

Tip
De regel dat een openstaande belastingschuld niet kwalificeert als schuld in box 3 kent enkele uitzonderingen. Je mag bijvoorbeeld nog niet betaalde erfbelasting wél als schuld aangeven in box 3.

Groene beleggingen zijn tot een bedrag van € 71.251 (bedrag 2024) vrijgesteld in box 3. Als je groene beleggingen hebt in de vorm van banktegoeden en in de vorm van overige bezittingen, mag je de vrijstelling eerst zo veel mogelijk toerekenen aan de overige bezittingen. Dat is gunstig, want het forfaitair rendement voor spaartegoeden is veel lager dan het forfaitair rendement voor overige bezittingen.

Let op!
Als je een fiscale partner hebt, bedraagt de vrijstelling voor jullie gezamenlijk € 142.502 (bedrag 2024).

Let op!
Naar verwachting zal de vrijstelling voor groene beleggingen in 2025 slechts € 30.000 per belastingplichtige bedragen.

Je kunt jouw box 3-vermogen per 1 januari 2025 drukken door vóór 1 november 2024 een verzoek om een voorlopige aanslag inkomstenbelasting in te dienen. Als de Belastingdienst jou vóór 1 januari 2025 een belastingaanslag oplegt die je direct betaalt, heb je jouw box 3-vermogen al verminderd. Als de Belastingdienst langer nodig heeft voor het verwerken van jouw verzoek en pas na 31 december 2024 de aanslag vaststelt, mag het op de aanslag te betalen bedrag toch op het box 3-vermogen per 1 januari 2025 in mindering worden gebracht. Hetzelfde principe geldt als je vóór 1 oktober een definitieve aangifte inkomstenbelasting hebt ingediend.

Op 24 december 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het box 3-stelsel sinds 1 januari 2017 een schending vormt van het Europees recht. Vanwege dit arrest is de wetgever met een nieuw systeem gekomen. Inmiddels heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het nieuwe systeem nog steeds het Europees recht schendt. Wie kan aantonen dat zijn werkelijke rendement over zijn vermogen in box 3 lager is dan het forfaitaire rendement in het nieuwe systeem, heeft daardoor recht op rechtsherstel. Het is daarom aan te raden te controleren of het zinvol is om in bezwaar te gaan tegen een eind 2024 opgelegde aanslag die is gebaseerd op een forfaitair box 3-rendement dat het werkelijk rendement overtreft. Houd rekening met het volgende:

  • Bij de vaststelling van het werkelijke rendement moet men kijken naar het gehele vermogen in box 3 zonder aftrek van het heffingvrije vermogen.
  • Het is niet toegestaan om rekening te houden met inflatie en evenmin met positieve of negatieve rendementen in andere jaren.
  • Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement.

Let op!
De normale bezwaartermijn is zes weken. De bezwaartermijn begint op de dag na die van de dagtekening van het aanslagbiljet.

Let op!
Een belastingplichtige kan de Belastingdienst verzoeken om een vaststaande aanslag inkomstenbelasting die te hoog is, alsnog ambtshalve te verminderen. In een aantal situaties zal de inspecteur zo’n verzoek afwijzen, bijvoorbeeld als het desbetreffende belastingjaar meer dan vijf jaren geleden is geëindigd of als de vermindering is gebaseerd op nieuwe rechtspraak.

Wie ondernemingsvermogen verkrijgt door een schenking of vererving, hoeft daarover veel minder schenk- of erfbelasting te betalen als de zogeheten bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) van toepassing is. Eén van de voorwaarden voor de BOR is dat de schenker of erflater de onderneming minstens vijf jaren respectievelijk één jaar heeft gedreven. Deze zogeheten bezitstermijn in de BOR wordt met ingang van 1 januari 2026 verlengd voor oudere erflaters en schenkers. Voor een erflater wordt de bezitstermijn verlengd met zes maanden per jaar dat de erflater op het moment van overlijden twee jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor een schenker wordt de bezitstermijn verlengd met zes maanden per jaar dat de schenker op het moment van de schenking meer dan zes jaar ouder is dan de AOW-gerechtigde leeftijd. De verlenging van de bezitstermijn blijft achterwege als de erflater of schenker uiterlijk binnen twee jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd is gestart.

Dankzij de zogeheten bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) kan een ondernemer zijn onderneming schenken, waarbij voor de begunstigde een grote vrijstelling van schenkbelasting geldt. Deze regeling heeft alleen betrekking op het ondernemingsvermogen plus maximaal 5% van het beleggingsvermogen. Het is de bedoeling dat per 1 januari 2025 al het beleggingsvermogen wordt uitgesloten van de BOR. Dit geldt overigens ook voor de doorschuifregeling in het aanmerkelijkbelang-regime. Daarom kan het raadzaam zijn om een geplande schenking van een onderneming met beleggingsvermogen nog in 2024 te laten plaatsvinden. Natuurlijk moet de beoogde bedrijfsopvolger daar wel klaar voor zijn.

Eén van de voorwaarden voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de erf- en schenkbelasting is dat de verkrijger van het ondernemingsvermogen of het aandelenpakket gedurende een bepaalde tijd de onderneming voortzet of het aandelenpakket aanhoudt. Nu is deze periode één jaar bij vererving en vijf jaren in het geval van schenking. Maar per 1 januari 2025 is deze termijn bij een schenking nog maar drie jaren. Bovendien zullen diverse knelpunten met betrekking tot de voortzettingseis worden weggenomen. Het kan dus voordelig zijn om een eventuele staking van een geschonken onderneming uit te stellen tot na 1 januari 2025.

Sommige open commanditaire vennootschappen (cv’s) hebben op hun balans een pensioen in eigen beheer (PEB) van de dga staan dat vóór 1 juli 2017 is opgebouwd. In dat geval is het volgende van belang. Open commanditaire vennootschappen zijn per 1 januari 2025 niet langer vennootschapsbelastingplichtig. Daardoor kwalificeren zij niet meer als een toegestane verzekeraar voor wat betreft het PEB. In principe valt het PEB daarom belast vrij. Dit is te voorkomen door de open cv het PEB over te laten dragen aan een lichaam dat wel een erkende verzekeraar is. De open cv moet het PEB overdragen tegen de waarde in het economische verkeer. In de praktijk is de fiscale boekwaarde vaak lager. De overdracht zou daardoor tot een last bij de open cv en tot een winst bij de overnemer leiden. Een overgangsregeling voorkomt echter dat de open cv en het lichaam dat het PEB overneemt een last respectievelijk winst in aanmerking moeten nemen als de overdracht uiterlijk 31 december 2024 plaatsvindt.

Eigen woning

Ben je van plan om binnenkort jouw schuldenvrije woning te verkopen zonder meteen een nieuwe woning aan te kopen? Misschien is het beter daarmee te wachten tot in 2025. Bij een verkoop vóór 1 januari 2025 telt de ontvangen verkoopsom immers mee in de grondslag van de vermogensrendementsheffing van het jaar 2025 (peildatum 1 januari 2025). Als je de woning bijvoorbeeld op 5 januari 2025 verkoopt, betaal je over de koopsom in 2025 geen belasting in box 3.

Bereik je in 2025 de AOW-leeftijd of val je vanwege een andere reden in 2025 onder een lager belastingtarief? Betaal dan in 2024 nog de hypotheekrente die betrekking heeft op de periode tot 1 juli 2025. Je trekt deze rente dan tegen een hoger tarief af, zodat je minder belasting betaalt.

Let op!
Voor een langere periode vooruitbetalen is zinloos. Doe je dat toch, dan weigert de inspecteur de vooruitbetaalde rente als aftrekpost voor 2024.

In bepaalde gevallen is het (fiscaal) voordelig om jouw eigenwoningschuld deels of volledig af te lossen. Stel bijvoorbeeld dat je nog een gedeeltelijk aflossingsvrije hypotheek hebt met een vrij hoge rente. Tegelijkertijd beschik je over belast vermogen in box 3 dat je niet liquide nodig hebt. Als het rendement op dat vermogen lager is dan wat je netto aan hypotheekrente betaalt, is aflossen waarschijnlijk voordelig. Informeer bij jouw bank hoeveel je boetevrij kunt aflossen. Vaak is dat maximaal 10% tot 20% van het oorspronkelijke hypotheekbedrag per jaar. Los je vóór 1 januari 2025 af, dan behaal je hierbij ook een box 3-voordeel.

Let op!
Als je in 2024 geen eigenwoningschuld hebt of een eigenwoningschuld die minder bedraagt dan het eigenwoningforfait, krijg je een aftrek. Die aftrek was aanvankelijk het eigenwoningforfait of het positieve verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten voor de eigen woning. Per saldo was het inkomen uit eigen woning dan nihil. Sinds 2019 wordt die aftrek beperkt. In 2024 is 20% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten belast. In de komende jaren zal steeds 3,33% extra van het saldo als inkomen worden bijgeteld. In 2025 zal daardoor 23,33% van het positieve verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten belast zijn als inkomen uit werk en woning.

Als je een lening voor jouw woning bent aangegaan bij jouw eigen bv, is de rente onder voorwaarden aftrekbaar in box 1. Doorgaans zal een van de voorwaarden zijn dat je ieder jaar minstens annuïtair aflost. Doe je dat niet, dan kan de schuld overgaan naar box 3. De vraag is of dat echt nadelig is. Een nadeel is dat je de hypotheekrente dan niet kunt aftrekken tegen het (laagste) tarief in box 1. Ook zal de lening meetellen voor de regeling voor excessief lenen van de eigen bv. Een voordeel van de schuld in box 3 is dat je jouw box 3-inkomen in 2025 kunt verlagen met een negatief forfaitair rendement voor het bedrag van de lening minus de schuldendrempel (deze bedraagt € 3.700 in 2024, in 2025 kan een indexatie plaatsvinden). Reken dus uit wat het voordeligste is: de aflossingsstand inhalen of niet.

Let op!
Heb je een lening van vóór 2013 of een lening waarop het regime van vóór 2013 van toepassing is? Dan is het niet mogelijk om een eigenwoningschuld te transformeren naar een box 3-schuld. Zulke leningen vallen namelijk niet automatisch in box 3 als je een aflossingsachterstand opbouwt.

Ben je van plan jouw eigen woning te laten verbouwen? Ga dan de benodigde verplichtingen aan vóór 1 januari 2025. Zo verlaag je jouw grondslag voor de heffing in box 3.

Let op!
De verbouwing van een woning kan ertoe leiden dat de woning een hogere waarde krijgt.

De aankoop van een woning (die als hoofdverblijf gaat dienen voor de verkrijger) is niet belast met 10,4% overdrachtsbelasting zoals ander vastgoed, maar met 2%. Als de verkrijger een natuurlijke persoon is van minstens 18 maar nog geen 35 jaar oud en de waarde van de woning (in 2024) maximaal € 510.000 bedraagt, geldt zelfs een vrijstelling. De koper mag deze startersvrijstelling niet al een keer eerder hebben toegepast. Per 1 januari 2025 vindt een verruiming plaats van de toepassing van de startersvrijstelling en het verlaagde tarief voor de overdrachtsbelasting voor woningen. Ook in het geval van een verkrijging van de economische eigendom van woningen zal de koper namelijk de startersvrijstelling of het verlaagde tarief kunnen toepassen mits hij voldoet aan de overige voorwaarden.

Let op!
Is bij de verkrijging van de economische eigendom de startersvrijstelling benut, dan is deze niet opnieuw te benutten bij de latere verkrijging van de juridische eigendom.

Een sleutelovereenkomst is een overeenkomst waarbij de verkoper en koper van een pand afspreken dat de sleutels al voor het ondertekenen van de akte van levering aan de koper ter beschikking worden gesteld. Per 1 januari 2025 worden sleutelovereenkomsten die normaliter leiden tot economische eigendom van een woning uitgesloten van de heffing van overdrachtsbelasting. Een belangrijke voorwaarde is dat de sleutelovereenkomst samenhangt met de verplichtingsovereenkomst voor levering van de woning. De juridische eigendom moet binnen zes maanden na de sleutelovereenkomst worden overgedragen. Bovendien moet de startersvrijstelling of het 2%-tarief voor woningen (die als hoofdverblijf gaan dienen voor de verkrijger) van toepassing zijn.

Bij het terugkopen van woningen in het kader van ‘verkoop onder voorwaarden’ (VoV) is onder voorwaarden de zogeheten VoV-vrijstelling toe te passen. De verkrijger betaalt dan geen overdrachtsbelasting. Per 1 januari 2025 kunnen aanhorigheden van een woning ook onder deze vrijstelling vallen. Bij aanhorigheden kan men hier denken aan een schuur, garage, enzovoorts.

Let op!
Het terugkooprecht of de terugkoopverplichting moet voortvloeien uit een verkoopregulerend beding.

Academy

Eigenaar of medewerker van een accountants- of administratiekantoor?
Maak dan kennis met onze actualiteitensessies en/of intervisiebijeenkomsten.

Acta Synergia logo

(033) 303 4200
info@actasynergia.nl
Ds. Kuypersstraat 16S Nijkerk