Fiscaal & overig nieuws

Fiscaal nieuws

Eind 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het toenmalige systeem van de vermogensrendementsheffing in box 3 stelselmatig in strijd was met de Europese mensenrechten. Daarop heeft de wetgever de Wet rechtsherstel box 3 en de Overbruggingswet box 3 ingevoerd. Beide wetten discrimineren nog steeds beleggers met lage rendementen, zo oordeelt de Hoge Raad. Daarom zal de rechter nog steeds rechtsherstel moeten bieden als het totale werkelijke rendement over het box 3-vermogen lager is dan het totale forfaitaire rendement. Het werkelijk rendement omvat ook positieve en negatieve waardeveranderingen van vermogensbestanddelen. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen tellen mee! De Hoge Raad maakt ook duidelijk dat men bij het berekenen van het werkelijk rendement geen rekening mag houden met kosten, inflatie of met rendementen van andere jaren. Rente van schulden die in box 3 vallen, tellen wel mee.

Bij de vermindering van de aanslag wegens rechtsherstel vergoedt de fiscus alleen rente als de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering in box 3.

In de praktijk komt het voor dat een belanghebbende met zijn gemachtigde bij voorbaat afspreekt dat hij alle te ontvangen proceskostenvergoedingen, dwangsommen en/of schadevergoedingen aan de gemachtigde uitbetaalt. Enkele rechtbanken en gerechtshoven hebben geoordeeld dat in zo’n situatie de belanghebbende geen recht heeft op een immateriële schadevergoeding. De gedachte is dat hij niet in spanning verkeert als hij een eventueel toegekende schadevergoeding toch moet afstaan. De Hoge Raad oordeelt dat ook in zo’n situatie de belanghebbende spanning en frustratie ervaart bij overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Daarom heeft hij toch recht op een immateriële schadevergoeding.

In beginsel is de redelijke termijn twee jaar per procedure. De beroepsprocedure in eerste aanleg omvat daarbij ook de bezwaarfase.

Als een bv een fiscaal verlies lijdt, zal de Belastingdienst de hoogte van dit verlies moeten vaststellen in een verliesvaststellingsbeschikking. Wanneer een openstaand verlies wordt verrekend, moet de inspecteur dit opnemen in een verliesverrekeningsbeschikking. In bezwaarprocedures moet de bv deze verschillende beschikkingen niet met elkaar verwarren. Als een rentenadeel het gevolg is van een onjuiste verliesvaststellingsbeschikking, moet de bv ook tegen die beschikking in bezwaar gaan. Een bezwaarschrift tegen een verliesverrekeningsbeschikking zal dan ongegrond zijn.

Soms neemt de inspecteur een verliesverrekeningsbeschikking niet gelijktijdig met het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting. Dat betekent niet per definitie dat een beroep tegen de verliesverrekeningsbeschikking succes zal hebben.

Als echtgenoten op huwelijkse voorwaarden trouwen, kunnen zij besluiten om in die voorwaarden een wederkerig verplicht finaal verrekenbeding op te nemen. Zo’n beding houdt in dat bij het overlijden van een van hen een verrekening van hun vermogens plaatsvindt. Deze vermogensverrekening vindt dan plaats alsof de echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het is mogelijk dat goederen, waarvoor een specifiek waarderingsvoorschrift in de Successiewet 1956 geldt, tot het te verrekenen vermogen behoren. Het standpunt van de Kennisgroep successiewet is dat zulke specifieke waarderingsvoorschriften niet gelden voor een vordering uit een verrekenbeding dat ziet op zulke goederen. Voor de waardering van de vordering uit een finaal verrekenbeding geldt daarom de hoofdregel: waardering naar de waarde in het economische verkeer.

Goederen waarvoor een specifiek waarderingsvoorschrift geldt, zijn bijvoorbeeld effecten en de eigen woning.

Stel dat een vennootschap een deelneming in een ander lichaam verkrijgt of uitbreidt. Daarbij is geen concurrentiebeding opgenomen. De verkopende partij gaat kort na de verkoop eenzelfde soort onderneming drijven als de onderneming van het andere lichaam. Soms kan de civiele rechter besluiten dat in zo’n geval de verkoper ondanks het ontbreken van een concurrentiebeding verplicht is de koper een schadevergoeding te betalen. In dat geval vloeit de schadevergoeding niet zo zeer voort uit de aan- en verkoop van de deelneming, maar uit het gedrag van de verkoper. Het gevolg daarvan is dat de schadevergoeding bij de koper niet valt onder de deelnemingsvrijstelling. Zo luidt althans het oordeel van rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Ook voor de verkoper is de te betalen schadevergoeding geen kostenpost in verband met de verkoop van de deelneming zelf. In beginsel is de schadevergoeding dus aftrekbaar.

De doorschuifregeling voor inkomen uit aanmerkelijk belang (DSR ab) bij overgang krachtens erfrecht en de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet zijn alleen onder voorwaarden van toepassing op preferente aandelen. Zo moeten de preferente aandelen een omzetting vormen van gewone aandelen die de schenker of erflater eerder als aanmerkelijk belang (ab) hield. Deze omzetting moet gepaard zijn gegaan met het toekennen van gewone aandelen aan een ander. De Kennisgroep successiewet en de Kennisgroep aanmerkelijk belang hanteren als standpunt dat de omzetting in preferente aandelen en de toekenning van gewone aandelen aan een ander niet per definitie op dezelfde dag moeten plaatsvinden. De tijdspanne moet echter beperkt zijn. Bovendien moet een verband bestaan tussen beide rechtshandelingen.

Een andere voorwaarde is dat op het moment van omzetting de desbetreffende vennootschap een onderneming dreef of medegerechtigd was tot ondernemingsvermogen. Daarnaast moet de verkrijger van de preferente aandelen al minstens 5% van de gewone aandelen hebben gehouden.

Soms moet een Nederlandse werknemer in eerste instantie inkomstenbelasting betalen over loon uit een dienstbetrekking terwijl zijn werkgever niet inhoudingsplichtig is voor de loonbelasting. In dat geval hoeft hij geen inkomstenbelasting te betalen over als eindheffingsloon aangewezen vergoedingen en verstrekkingen voor zover deze loonbestanddelen in de vrije ruimte van de werkkostenregeling vallen. De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH neemt het standpunt in dat dit alles ook geldt als de werknemer in het buitenland woont en voor minimaal 90% in een verdragsstaat werkt voor een werkgever die is gevestigd in Nederland.

In 2024 bedraagt de vrije ruimte 1,92% van de totale loonsom voor zover die loonsom niet meer bedraagt dan € 400.000. Daarbij komt nog 1,18% van het deel van de totale loonsom dat de € 400.000 overschrijdt.

Sommige belastingverdragen met Nederland als verdragspartner bepalen dat zowel Nederland als het buitenland mag heffen over dividenden en/of interest betaald door een buitenlands lichaam aan een inwoner van Nederland. De buitenlandse heffing is daarbij vaak gemaximeerd en Nederland zal een tax credit moeten geven. De tax credit voor interest is niet altijd even hoog als die voor dividend. Gaat het om een dividend waarbij de ontvanger een Nederlandse vennootschap is die minstens 10% van het stemgerechtigde kapitaal houdt? Dan stelt het belastingverdrag met Brazilië de tax credit op 25%. Zou sprake zijn van interest, dan bedraagt de tax credit slechts 20%. In een zaak voor rechtbank Den Haag had een Nederlandse holding in 2018 en 2019 bijzondere uitkeringen ontvangen van een Braziliaanse dochtervennootschap. Dit type uitkering is zo’n vijf jaar, nadat Nederland het belastingverdrag met Brazilië sloot, ingevoerd. De verdragspartners hebben pas in 2020 bepaald dat de uitkering een vorm van interest is. Maar de rechtbank oordeelt dat de onduidelijkheid die daarvoor bestond, voor rekening komt van de fiscus. Daarom mag de holding de meest gunstige tax credit toepassen, dus die van 25%.

De kwalificatie van een uitkering als dividend is niet in ieder belastingverdrag voordeliger. Het komt bijvoorbeeld ook voor dat het belastingverdrag het heffingsrecht met betrekking tot interest toewijst aan de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde.

Stel dat een bestuurder van een algemeen nut beogende instelling (anbi) jaarlijks op basis van een schenkingsovereenkomst een vast bedrag aan deze anbi schenkt. In de schenkingsovereenkomst is opgenomen dat de schenking eindigt bij het overlijden van de bestuurder of als de anbi failliet gaat of haar anbi-status verliest. De vraag is dan of de schenking kwalificeert als een periodieke gift. Volgens de Kennisgroep Inkomstenbelasting-niet winst kan dat het geval zijn. Maar dan moet onder andere een wezenlijke onzekerheid bestaan over de looptijd vanuit het oogpunt van de schenker. Die wezenlijke onzekerheid moet al aanwezig zijn bij het aangaan van de schenkingsovereenkomst. De beëindigingsgronden die in de schenkingsovereenkomst zijn opgenomen, betekenen niet automatisch dat geen sprake is van een wezenlijke onzekerheid. Staat bij het sluiten van de schenkingsovereenkomst vast dat de bestuurder/schenker niet of nauwelijks invloed heeft (of gaat hebben) op de looptijd van de periodieke gift? Dan wordt voldaan aan de wezenlijke onzekerheidseis.

In tegenstelling tot gewone giften geldt voor periodieke giften geen aftrekdrempel. Wel zijn periodieke giften in principe aftrekbaar tot maximaal € 250.000 per kalenderjaar.

Om de BPM over een gebruikte auto te berekenen, moet men onder andere de historische nieuwprijs van die auto bepalen. Daarbij wil de Belastingdienst nog eens gebruik maken van referentieauto’s. In een zaak voor hof Den Haag was de inspecteur ook uitgegaan van de CO2-uitstoot en daarmee de bruto BPM van de referentieauto’s. Het hof verwerpt deze berekeningswijze. Men moet bij de berekening van de bruto BPM in de historische nieuwprijs uitgaan van de CO2-uitstoot van de auto waarvoor men aangifte doet of waarop de (naheffings)aanslag ziet.

Uit de uitspraak blijkt ook dat een hogere CO2-uitstoot niet automatisch tot een hogere handelsinkoopwaarde leidt.

Stel dat een btw-ondernemer een investeringsgoed tot zijn ondernemingsvermogen rekent. Hij gebruikt dat goed als zodanig uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden. In die situatie moet men aannemen dat de uitgaven die zijn gemaakt voor dat investeringsgoed rechtstreeks en onmiddellijk verband houden met de economische activiteiten van die ondernemer. Voor het vaststellen van een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen uitgaven en gebruik voor bedrijfsdoeleinden is niet van belang of die belastbare handelingen geheel of gedeeltelijk zijn vrijgesteld van btw. Zo luidt het oordeel van de Hoge Raad. In hetzelfde arrest oordeelt de Hoge Raad dat men een uitsluitend voor verhuur bestemde woning met de daarop geplaatste zonnepanelen als één investeringsgoed moet zien. Voor de aftrek van btw ter zake van de verhuurwoning, telt daarom alle btw mee die ter zake van de bouw en levering van de huurwoning plus zonnepanelen in rekening is gebracht.

Als de ondernemer het investeringsgoed gebruikt voor zowel belaste als vrijgestelde handelingen, kan hij de voorbelasting in aftrek brengen op basis van de pro rata-methode.

Met betrekking tot bepaalde werknemers, bijvoorbeeld werknemers die vallen onder de doelgroepverklaring oudere werknemers, mag de werkgever een loonkostenvoordeel (LKV) toepassen. Het komt voor dat gedurende de periode waarin dit LKV is toe te passen de werkgever wijzigt van rechtsvorm. Daarbij kunnen de rechten en verplichtingen van de oude rechtsvorm overgaan op de nieuwe rechtsvorm. De Hoge Raad heeft bevestigd dat in zo’n situatie de werkgever in de nieuwe rechtsvorm het LKV kan toepassen gedurende de resterende looptijd. De nieuwe werkgever moet daar wel om verzoeken.

In principe is het LKV maximaal drie jaren toe te passen. Een loonkostenvoordeel oudere werknemer bedraagt in 2024 € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, maar maximaal € 6.000 per werknemer per kalenderjaar.

Leveren btw-ondernemers op grond van contractuele bepalingen een goed tegen een contractueel bedongen vergoeding? Dan mag de inspecteur daar niet zomaar aan voorbijgaan als hij de aftrek van voorbelasting wil weigeren. Hij zal dan eerst moeten aantonen dat sprake is van schijnhandelingen of zelfs fraude, zo oordeelt de Hoge Raad.

Hoewel de bewijslast bij de Belastingdienst ligt, kan het geen kwaad als de btw-ondernemers zakelijke, niet-fiscale redenen kunnen aandragen voor hun gekozen opzet.

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord over een fiscaal neutraal pensioenkader in de tweede en derde pijler. Daarbij laat de staatssecretaris weten dat het kabinet meent dat het belang van een arbeidsvormneutraal pensioenkader toeneemt. Dit betekent echter niet dat het fiscale kader voor pensioenopbouw voor werknemers en ondernemers identiek zou moeten zijn. Sommige verschillen vloeien voort uit het verschillende karakters van de arbeidsvormen. De staatssecretaris bevestigt dat zelfstandigen die vaker pensioen opbouwen in de derde pijler, een andere behandeling genieten dan werknemers wat betreft de uitwerking op de hoogte van de arbeidskorting. Het aanpassen van het verschil in de wijze waarop pensioenopbouw in de tweede en derde pijler doorwerkt in de hoogte van de arbeidskorting, zou onderdeel kunnen zijn van een groter pakket met ook andere maatregelen. Per saldo moet een meer gelijke fiscale behandeling van werkenden de uitkomst zijn. Het is aan een volgend Kabinet of een dergelijke wetswijziging plaats dient te vinden en hoe het zit met de financiële dekking.

Bij andere maatregelen denkt het kabinet aan het afbouwen van ondernemersfaciliteiten en/of het verlagen van de Aof-premie.

Op grond van de zogeheten earningsstrippingmaatregel mag een bv per saldo over een belastingjaar niet meer aftrekken dan 20% van haar ‘earnings before interest, tax, depreciation and amortisation’ (EBITDA), of, als dat meer is, € 1 miljoen. Voor veel bv’s die vastgoed exploiteren knelt deze maatregel behoorlijk. Daarom knippen sommige vastgoed-bv’s hun met vreemd vermogen gefinancierde investeringen op over verschillende vennootschappen. Door allocatie van de rentelasten blijven zij onder de drempel van de earningsstrippingmaatregel. De wetgever wil dit opknipgedrag bestrijden door het maximum aan het rentesaldo in de earningsstrippingmaatregel voor vastgoed-bv’s met aan derden verhuurd vastgoed te verlagen. Het is zelfs mogelijk dat de wetgever zal besluiten om in deze situatie het maximum op nihil te stellen. Vastgoed-bv’s met aan derden verhuurd vastgoed kunnen dan alleen een verschuldigde rente aftrekken voor zover daar een ontvangen rente tegenover staat. Het is de bedoeling dat deze maatregel in het Belastingplan 2025 belandt.

De bv kan het deel van de renteaftrek dat zij als gevolg van de earningsstrippingmaatregel niet mag aftrekken, voortwentelen naar het volgende fiscale boekjaar.

Verliezen van een bv zijn in beginsel niet verrekenbaar met winsten die zijn genoten na een aandeelhouderswijziging van meer dan 30%. Deze beperking van de verliesverrekening blijft in bepaalde gevallen achterwege. Zo’n geval doet zich bijvoorbeeld voor ten aanzien van een verlies dat is geleden in een jaar waarin de bezittingen van de bv gedurende minstens negen maanden voor maximaal 50% bestonden uit beleggingen. Bovendien mogen de werkzaamheden direct voorafgaande aan de aandeelhouderswijziging niet tot 30% of meer zijn gekrompen ten opzichte van de werkzaamheden bij het begin van het oudste nog openstaande verliesjaar. Evenmin mag een voornemen bestaan om binnen drie jaar na de aandeelhouderswijziging alsnog de werkzaamheden met minstens 30% te laten inkrimpen. Hof Den Bosch kijkt bij de toets of de werkzaamheden zijn ingekrompen met minstens 30% ook naar de voorraad(handels)goederen van de onderneming. Het hof laat nieuwe activiteiten van de nieuwe aandeelhouders buiten beschouwing.

Voor zover een aandeelhouderswijziging voortvloeit uit een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht of erfrecht blijft de beperking van de verliesverrekening achterwege. Hetzelfde geldt bij een uitbreiding van een belang door een aandeelhouder die al een belang van minstens een derde in de bv had.

Soms doet een ouder een schenking vrij van recht aan zijn kinderen. Dat betekent dat de eventueel verschuldigde schenkbelasting voor rekening komt van de schenkende ouder. Dit is dan ook opgenomen in de notariële akte van schenking. De Kennisgroep Inkomstenbelasting niet-winst hanteert als standpunt dat deze verplichting bij de schenker tot zijn box 3-schulden behoort. Dient de ouder de aangifte schenkbelasting vanwege de schenking vrij van recht in het schenkingsjaar in? Maar is op de peildatum van het volgende jaar nog geen aanslag schenkbelasting opgelegd? Dan mag de ouder het bedrag aan nog verschuldigde schenkbelasting in zijn aangifte inkomstenbelasting opnemen als een schuld in box 3. Het kind dat de schenking ontvangt geeft de corresponderende vordering aan als overige bezitting in box 3. Daarnaast mag de begunstigde op grond van goedkeurend beleid de verschuldigde schenkbelasting aftrekken van zijn banktegoeden.

In beginsel behoren rijksbelastingschulden niet tot de schulden in box 3.

Als een bv een lening heeft verstrekt aan een dochtervennootschap die in financiële moeilijkheden verkeert, kan zij besluiten om haar vordering op de dochtervennootschap af te waarderen. Dit afwaarderingsverlies is niet aftrekbaar als de Belastingdienst de lening als onzakelijk bestempelt. Dat betekent echter niet dat de fiscus afwaardering zelf afwijst en evenmin dat de afwaardering achterwege blijft. De bv kan daardoor niet in een ander jaar de vordering afwaarderen om zo te proberen alsnog het afwaarderingsverlies af te trekken, zo oordeelt rechtbank Den Haag.

Bevat een lening onzakelijke voorwaarden, die een derde toch zou accepteren in ruil voor een hogere winstonafhankelijke rente? Dan is de lening in beginsel zakelijk en is een afwaarderingsverlies op deze lening wel aftrekbaar.

In beginsel moet een woning het hoofdverblijf zijn van de belastingplichtige om te kwalificeren als een zogeheten eigen woning. Het recht op hypotheekrenteaftrek is gekoppeld aan deze kwalificatie.

Het karakter van hoofdverblijf blijft behouden als de belastingplichtige (een deel van) zijn eigen woning verhuurt aan derden. Uit een recente uitspraak van hof Amsterdam blijkt dat de verhuur van een gastenverblijf, dat onderdeel van een eigen woning is, tijdelijke verhuur kan zijn. In de desbetreffende zaak heeft niemand het gastenverblijf langer dan twee maanden gehuurd.

Als sprake is van tijdelijke verhuur, moet de eigenaar van de eigen woning zijn inkomen uit eigen woning verhogen met 70% van de voordelen uit de verhuur.

Een mandelige weg is een weg of een pad op een gemeenschappelijk perceel. Zo’n mandelige weg staat ten dienste van verschillende perceeleigenaren. Als een btw-ondernemer een perceel inclusief een aandeel in een mandelige weg verkoopt, vormen dat perceel en het aandeel in de mandelige weg economisch gezien één geheel. Tenminste, als het perceel zonder de mandelige weg niet goed is te gebruiken. De omstandigheid dat een mandelige weg onderdeel uitmaakt van het economische geheel, verhindert dat sprake is van een bouwterrein. De levering van het perceel en de mandelige weg is daardoor in principe vrijgesteld van omzetbelasting. Dit alles blijkt uit een recente uitspraak van rechtbank Gelderland.

In dezelfde zaak doet de rechtbank ook uitspraak over de verkoop van een perceel zonder aandeel in een mandelige weg, waarbij de verkoper zich heeft verplicht resterende verbouwing voor eigen rekening en risico te (laten) slopen. Dan is wel sprake van een bouwterrein.

In een zaak voor de Hoge Raad is de Belastingdienst tegemoetgekomen aan het bezwaarschrift van een ondernemer. Dit bezwaarschrift bevat echter ook een verzoek om een bezwaarkostenvergoeding. Nadat de ondernemer de fiscus in gebreke stelt, krijgt hij een bezwaarkostenvergoeding toegekend maar geen dwangsomvergoeding. De Hoge Raad oordeelt dat dit terecht is. De beslissing op een verzoek om een bezwaarkostenvergoeding is afhankelijk van de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. De belanghebbende moet dit verzoek indienen voordat op het bezwaar is beslist. De beslissing op dat verzoek is op zichzelf beschouwd niet aan te merken als een beschikking op aanvraag voor de dwangsomregeling.

Om een dwangsom te kunnen vorderen, moet men de Belastingdienst tijdig in gebreke stellen.

De staatssecretaris van Financiën heeft Kamervragen beantwoord die zijn gesteld naar aanleiding van het onderzoek naar thuiswerkregelingen voor grensarbeiders. Hij laat onder andere weten dat het kabinet zich blijft inzetten om de discoördinatie tussen de belasting- en premieheffing zoveel mogelijk te beperken. Idealiter zoekt Nederland aansluiting bij de sociale zekerheid (tot 50% thuiswerken faciliteren). Er zijn met Duitsland in dit kader en onder meer op basis van dit uitgangspunt gesprekken geweest over opname van een thuiswerkregeling voor grenswerkers in het bilaterale belastingverdrag. Gebleken is dat verschillende afspraken denkbaar zijn. Het onderzoek over thuiswerkregelingen voor grenswerkers toont aan dat een volledige woonstaatheffing in relatie tot Duitsland vaak minder gunstig is voor het netto-inkomen van grenswerkers die hybride werken. Hoewel een volledige woonstaatheffing niet is uit te sluiten, streeft het kabinet er naar om met Duitsland op korte termijn in ieder geval een drempelregeling met beperkte dagendrempel af te spreken.

De staatssecretaris zal daarnaast op ambtelijk niveau spoedig contact opnemen met werkgeversorganisaties om nader in gesprek te gaan. Daardoor kunnen deze werkgeversorganisaties naar aanleiding van het rapport hun perspectief delen. Bijvoorbeeld over hun administratieve lasten en bedrijfsvoering.

In 2024 bedraagt de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor een personenauto nihil als de CO2-uitstoot van deze personenauto 0 gram per kilometer is. Het is de bedoeling dat vanaf 2026 deze tariefkorting wordt afgebouwd. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft daarover een factsheet gepubliceerd. In de Jaren 2026-2028 zal voor emissievrije personenauto’s een nieuwe tariefkorting van 40% gelden. Dit percentage daalt naar 35% en 30% in 2029 respectievelijk 2030. De tariefkorting geldt zowel voor het rijksdeel van de MRB, als voor de provinciale opcenten en loopt na 2030 af.

Voor plug-in hybride personenauto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 0 maar hooguit 50 gram per kilometer geldt in 2024 een tariefkorting van 50%.

In een zaak voor hof Den Haag heeft ondernemer geprobeerd om ruim € 50.000 aan beleggingsverliezen af te trekken als verliezen uit zijn eenmanszaak. De activiteiten van de eenmanszaak bestaan volgens de registratie bij de Kamer van Koophandel (KvK) onder meer uit het investeren in beleggingsproducten. Maar het hof gelooft eerder dat de feitelijke ondernemingsactiviteiten een ander vakgebied beslaan. De ondernemer maakt niet aannemelijk dat er enig verband bestaat tussen de beleggingsactiviteiten en de onderneming in de eenmanszaak. Omdat niet aannemelijk is dat de beleggingen ondernemingsvermogen vormen, zijn de beleggingsverliezen niet aftrekbaar.

Daarnaast stonden in deze zaak de desbetreffende beleggingsrekeningen op eigen naam van de man. Ook dat wijst erop dat hij voor eigen rekening en risico heeft belegd.

Overig nieuws

Bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen in de Eerste Kamer is een aantal toezeggingen gedaan. Zo is toegezegd de vrijwillige voortzetting van het wezenpensioen mogelijk te maken en het begrip ‘kind’ te uniformeren. Het wetsvoorstel Wet toezeggingen pensioenonderwerpen geeft uitvoering aan deze toezeggingen. Het wetsvoorstel bevat daarnaast een verruiming van het overgangsrecht voor premievrije voortzetting van het pensioen bij arbeidsongeschiktheid, voor gesloten pensioenfondsen en verzekeraars. Het wetsvoorstel bevat ook een aantal technische aanpassingen en verduidelijkingen.

Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een internetconsultatie gestart over het wetsvoorstel Wet toezeggingen pensioenonderwerpen. Deze internetconsultatie staat open tot en met 27 juli 2024.

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) wil een toezichtarrangement bij de Belastingdienst instellen. Dit schrijft staatssecretaris van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer. De AP zal zich richten op verschillende thema’s zoals onder andere het gebruik van risicomodellen, de cultuur binnen de Belastingdienst met betrekking tot het omgaan met persoonsgegevens, de uitwisseling van gegevens en de staat van de privacy-organisatie. Het doel van het toezichtarrangement is om tot een duurzame verbetering van de bescherming van persoonsgegevens van burgers en bedrijven te komen.

Om de activiteiten die nodig zijn uit te kunnen voeren en effectief te kunnen laten zijn, verwacht de AP dat het toezichtarrangement vijf jaar zal duren. Jaarlijks zal er een evaluatie plaatsvinden om vast te stellen welke verbeteringen er door de Belastingdienst zijn gerealiseerd en welke aanvullende acties nog nodig zijn.

Uit een jaarverslag van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) blijkt dat bedrijven in 2023 12.757 aanvragen voor de Milieu-investeringsaftrek en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (MIA/Vamil) hebben ingediend. Het totaalbedrag van deze investeringen is € 5,8 miljard. Dat is bijna € 2 miljard meer dan in 2022. Ondernemers investeerden flink meer in aanpassingen van productieprocessen om grondstoffen te besparen. In nieuwe en innovatieve recyclingapparatuur investeerden bedrijven duidelijk minder dan het jaar ervoor. Investeringen van bedrijven in duurzame mobiliteit zijn vorig jaar met ruim een derde toegenomen naar € 1,3 miljard.

Ook investeringen in duurzame landbouw blijven met 2.400 aanvragen een belangrijke pijler in de totale milieu-investeringen van bedrijven. In totaal gaat het om ongeveer € 0,5 miljard aan investeringen.

In een zaak voor rechtbank Oost-Brabant heeft de officier van justitie (OvJ) geprobeerd het met belastingfraude en feitelijk leiding geven aan gewoontewitwassen behaalde voordeel te ontnemen aan een veroordeelde man. Dit zogeheten wederrechtelijk verkregen voordeel is alleen fiscaal van aard. Daardoor staat tegenover dit voordeel het nadeel dat de Belastingdienst door de gedragingen heeft geleden. Op grond van het fiscaal strafrecht kan de fiscus dit nadeel tenietdoen. In dat geval is mag de OvJ de man niet ook nog eens het wederrechtelijk verkregen voordeel ontnemen. De rechtbank wijst daarom de vordering van de OvJ af.

Wordt iemand in het kader van het strafrecht inkomen ontnomen waarover inkomstenbelasting is geheven? Dan vormt de ontneming een negatief fiscaal inkomen in het jaar waarin de ontneming plaatsvindt.

Academy

Eigenaar of medewerker van een accountants- of administratiekantoor?
Maak dan kennis met onze actualiteitensessies en/of intervisiebijeenkomsten.

Acta Synergia logo

(033) 303 4200
info@actasynergia.nl
Ds. Kuypersstraat 16S Nijkerk